Tsur

Een tsur is een rots, klif, deel uitmakend van de grond. Het komt overeen met het Griekse πετρα.

Letterlijk.

Exodus 33:21
De Here zeide: Zie, bij Mij is een plaats, waar gij op de rots kunt staan;
Exodus 33:22
wanneer mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik u in de rotsholte zetten en u met mijn hand bedekken, totdat Ik ben voorbijgegaan.
Numeri 23:9a
Want van der rotsen top zie ik hem, van de heuvelen aanschouw ik hem.
Richteren 7:25m
Oreb doodden zij op de rots Oreb en Zeeb doodden zij in de perskuip Zeeb;
Richteren 13:19
Daarop nam Manoach een geitebokje en een spijsoffer en offerde dit op een rots aan de Here.
1 Samuël 24:2
Daarop nam Saul drieduizend uitgelezen mannen uit geheel Israël, en ging heen om David en zijn mannen te zoeken bij de Steenbokrotsen.
2 Samuël 21:10a
Toen nam Rispa, de dochter van Ajja, een stuk grove stof en spreidde het voor zich uit op de rots;
1 Kronieken 11:15
Eens daalden drie van de dertig aanvoerders af naar de rots, tot David bij de grot van Adullam, terwijl het leger der Filistijnen in de vlakte Refaim lag.
Job 14:18
Gelijk een ineenstortende berg in gruis valt, en een rots gerukt wordt uit haar plaats,
Job 18:4
Gij, die in toorn uzelf verscheurt, zal om uwentwil de aarde ontvolkten een rots van haar plaats gerukt worden?
Job 19:24
met een ijzeren stift in lood werden gegrift, voor eeuwig gehouwen in een rots!
Job 22:24
het gouderts wegwerpt in het stof, het goud van Ofir op de rotsgrond der beken,
Job 24:8
van de stortregen der bergen worden zij doornat, en bij gebrek aan een schuilplaats drukken zij zich vast tegen de rots.
Job 28:10
in de rotsen houwt hij gangen uit, en allerlei kostbaars ziet zijn oog;
Spreuken 30:19
de weg van de adelaar langs de hemel en de weg van de slang op de rots, de weg van een schip in volle zee en de weg van een man bij een jonge vrouw.
Jesaja 2:10
Ga in de rotskloven en verberg u in de grond voor de verschrikking des Heren en voor de luister zijner majesteit.
Jesaja 2:19
Dan kruipt men in de spelonken der rotsen en in de holen van de grond voor de verschrikking des Heren en voor de luister zijner majesteit, wanneer Hij opstaat om de aarde te verschrikken.
Jesaja 10:26
Dan zwaait de Here der heerscharen de gesel over hen, zoals Midian geslagen werd bij de rots Oreb, en (Hij zwaait) zijn staf over de zee en heft die op zoals in Egypte.
Jeremia 18:14
Wijkt ooit van de rotsen der berghellingen de Libanon-sneeuw, of drogen ooit de koude, neerstromende wateren van de plasregen?
Jeremia 21:13
Zie, Ik zal u! die daar zetelt in het dal, rots in de vlakte! luidt het woord des Heren, gij, die zegt: Wie zal tot ons afdalen, wie zal in onze schuilhoeken binnendringen?
Nahum 1:6z
Zijn grimmigheid stort zich uit als vuur en de rotsen springen voor Hem aan stukken.

Zie ook het wonder van Massa en Meriba. Meestal wordt tsur echter als beeld voor God gebruikt.