Orde

Zoals ieder wereldbeeld behoeft het naturalisme een fundering voor ons geloof in orde. Wij beroepen ons op een fundamentele orde op onder meer logisch en natuurkundig gebied om andere zaken mee te verklaren, maar waar komt die orde vandaan, en hoe kunnen wij zo zeker zijn dat die orde er feitelijk is?

Bondig gesteld is het probleem dit: willekeur kan (zeer zeldzame) orde-eilanden opleveren, maar betrouwbare orde komt slechts voort uit grotere orde.

((Te doen: het begrip „betrouwbare orde” uitwerken. Dat is orde die ons reden tot (geloof in) inductie geeft.))

Tegenwerping (Evolutie weerlegt ontwerp):
Het argument dat van de tekenen van aangepastheid in de wereld een ontwerper concludeert is afdoende weerlegd door de evolutietheorie: schijnbaar ontwerp kan spontaan ontstaan. Biologische evolutie is hiervan het duidelijkste voorbeeld.
Antwoord:
Neen, want nu moeten we het bestaan verklaren van de structuur die dergelijke goed-aangepaste zaken produceert. Verre van spontaan, ontstaan die zaken door het bestaan van een wetmatigheid waarin bijvoorbeeld natuurlijke selectie mogelijk is. Als een artefact verklaring behoeft, behoeft een machinerie die dergelijke artefacten produceert zeker verklaring.
Het probleem is echter dat de redelijke (logische, wiskundige, natuurkundig-wetmatige) structuur van onze wereld zó alomtegenwoordig is dat wij die slechts met moeite waarnemen. Het klassieke beeld van de vis die water niet kan ontdekken is hier van toepassing. Neem natuurkunde: een specifieke wet is gemakkelijker te begrijpen dan het begrip van wetmatigheid, omdat we ons kunnen voorstellen dat die specifieke wet anders zou zijn — maar we kunnen ons de afwezigheid van wetmatigheid op zich niet voorstellen. Ook door ons gedachte willekeur is willekeur met een kansverdeling, en dus wetmatig.
Tegenwerping (Zelforganisatie creëert orde):
Charles Darwin en velen na hem hebben laten zien dat orde door zelforganisatie kan ontstaan. Voor de orde in de biologie is dit nu opgelost, en voor de orde in de natuurwetten en logica nog niet, maar dat wil niet zeggen dat we de oplossing niet op enig moment zullen ontdekken.
Antwoord:
Natuurlijk, gegeven een voldoend rijke proces­structuur kan zelf­organisatie optreden, wat door zijn aard tot orde leidt. Die structuur moet er echter wel zijn, zeker in een heelal waarin de wanorde wetmatig toeneemt. Dit principe kan niet aangeroepen worden om het ontstaan van die structuur zelf te verklaren, en dat is deel van de vraag hier.
Natuurlijk, één orde kan leiden tot een andere, maar dat is iets heel anders dan het ontstaan van de eerste orde. En de vraag is niet of dat mogelijk is, maar of we er voldoende vertrouwen in kunnen hebben dat dat gebeurd is om daar ons hele denken op te baseren. De stap van „we kunnen niet categorisch stellen dat het onmogelijk is” naar „het is absoluut zeker dat het gebeurd is” is een grote — en die eerste bewering is al betwistbaar.
Stel dat het neo­darwinisme juist is, dat de processtructuur voor biologische evolutie zó goed is dat het met onwaarschijnlijke precisie lichamen produceert die perfect voor hun doel lijken, breinen die geavanceerd en correct rede en zede kunnen verwerken, zelfs bewustzijn dat op welke manier ook correspondeert met de toestand waarin die lichamen en breinen zich bevinden — wat zegt dat dan over dit heelal? Waar komt zo'n fantastisch preciese processtructuur vandaan? Gegeven een stelsel axiomata en afleidingsregels plus een toepasselijk programma kan een computer alle ware stellingen in de door die zaken beschreven theorie afleiden — maar waar kwamen die axiomata, die regels, dat programma en die computer vandaan?
David Lenat heeft met zijn programma's AM en Eurisko laten zien dat met de juiste representatie (λ-calculus of labda­calculus) zulke evolutie efficiënt kan gaan — maar zijn programma's zelf waren groot, en dat verschuift de vraag weer naar „waar kwam de labdacalculus vandaan”, wat maakt dat een denkstructuur als labdacalculus mogelijk is? En onder al deze zaken ligt de vraag naar de bron van eenheid, repeteerbaarheid: dezelfde operaties uitgevoerd op dezelfde invoer leiden tot dezelfde uitvoer. De computer is betrouwbaar doordat de onderliggende natuurwetten betrouwbaar zijn, maar wat maakt die betrouwbaar, en wat geeft ons vertrouwen in hen?