De Wetten der grote aantallen

De natuurkundige grondslag van de kansrekening is de mysterieuze wet der grote aantallen (feitelijk zijn er twee: de zwakke wet der grote aantallen en de sterke wet der grote aantallen). Die twee ordenende principes beschrijven hoe schijnbaar totale wanorde op individueel niveau leidt tot orde op geaggregeerd niveau. We kunnen niets specifieks zeggen over de uitslag van een eerlijke muntworp, maar wel heel veel over de uitslag van een grote verzameling dergelijke worpen. Die wetten brengen op ons schaalniveay zoveel orde voort dat wij de ons omringende wereld kunnen interpreteren.

Gegeven dat de waarschijnlijkheidsrekening berust op de natuurkundige wetten der grote aantallen is het onmogelijk een waarschijnlijkheid aan de schepping toe te kennen, want die wetten ontstonden bij de schepping. Het is ook nooit bewezen dat die wetten niet afhangen van de toestand van het heelal — of dat ze bij zeer hoge energieën nog gelden. Mogelijk is het probleem met de quantentheorie niet dat het niet aan Bells ongelijkheden voldoet, maar dat het kansbegrip waar Bell mee werkt niet geldig is op die schaal. Hier wordt getoond dat zulke effecten ook in ons gedrag doorwerken.

Hierdoor hangt ook de kenleer in de lucht, want allerlei paradoxen ontstaan door dat weten samenhangt met een hoge waarschijnlijkheid waar te zijn — met zekerheid weten we (nagenoeg) niets, behalve over onze dromen. Ik weet waar mijn auto is, maar als iemand mij vraagt of mijn auto net gestolen is weet ik niet dat dat niet het geval is.

((Te doen: pagina kenleer, en epistemische paradoxen, toevoegen.))