Vrijheid

((Te doen.))

Als een systeem onderbepaald is kan een nieuwe toestand niet uit de oude worden afgeleid. Er is dan een symmetrie (bijvoorbeeld een bal die precies midden op een oneindig scherpe naald staat, en er aan willekeurig welke zijde af zou kunnen vallen), die door een beslissing verbroken zal worden. In wijsgerige termen: de mogelijkheid van een beslissing zet vrijdom (een afwezigheid, in dit geval van dwang) om in vrijheid (het positieve vermogen iets specifieks te bereiken).

Zulke beslissingen, in de natuurkunde symmetrie­breuken genoemd, liggen aan de basis van alles wat specifiek is aan de wereld — het feit op zich dat er iets is is immers al een vrije beslissing, want buiten dat bestaande zelf is er niets, dus ook niets dat het bestaan (de existentie) of het wezen (de aard of essentie) van de werkelijkheid zou kunnen verklaren.

Daarmee is de (vrije) beslissing een toereikende grond.

Tegenwerping (Omni-existentie):
Misschien wordt er wel helemaal geen keuze gemaakt, maar worden alle mogelijkheden tegelijk, in andere werelden, uitgespeeld.
Antwoord:
Ook dat is een keuze — er is niets dat dit uitspelen afdwingt. In dat geval zitten we op een orde-eiland, en is alle inductie (en daarmee alle natuurwetenschap), en zelfs logisch denken ongerechtvaardigd.
Tegenwerping (Beslissing geen toereikende grond):
Beslissingen tot toereikende grond verklaren is de handdoek in de ring gooien — misschien zijn er wel verklaringen die we gewoon nog niet kennen.
Antwoord:
Beslissingen in het algemeen als voldoende reden beschouwen is inderdaad onwetenschappelijk. Enkel de vrije beslissing is een toereikende grond, en wel precies in zoverre zij vrij is. Slechts het bewijs dat een bepaalde beslissing vrij is rechtvaardigt de stap die beslissing als voldoende reden te erkennen.