Wijsbegeerte versus wetenschap

Tegenwerping (Wetenschap verklaart alles):
We hebben religie niet nodig, want de (natuur)wetenschap kan alles verklaren.
Antwoord:
Allereerst dit: religie is bepaald niet slechts een verklaringsmiddel; de vraag of de wetenschap alles kan verklaren staat geheel los van van de vraag of religie „nodig” is.
De wetenschap kan heel veel verklaren, maar niet alles. Wetenschap is als iemand die op de tweede verdieping van een gebouw staat en omhoog kijkt. Zo iemand kan zien of het gebouw deugdelijk in elkaar steekt van de derde verdieping af, maar of de verdieping waar hij op staat stevig is en goed geschraagd wordt kan hij niet zien. Onder de wetenschap bevindt zich een eerste verdieping met zaken als wiskunde en logica, en daar weer onder een begane grond met wijsgerige grondslagen. In dit boekje wordt doordacht aan welke eisen de fundamenten en de laagste woonlagen moeten voldoen wil de wetenschapsverdieping goed gefundeerd zijn.

((Te doen.))

Wetenschap boekt vooruitgang in zoverre ze de wezenlijke vragen aan de wijsbegeerte overlaat. Newtons „Hypotheses non fingo” is hier het standaardvoorbeeld van: de vraag wat stof, wat beweging, wat oorzaak was werd buiten de wetenschap gelegd. Feitelijk kan natuurwetenschap langs die lijnen gedefinieerd worden. Daniel Clement Dennett III trekt dit in het extreme door een primair gegeven als bewustzijn puur tertiair („hetero­fenomenologie”) te beschouwen. Dat mag, maar hij overschrijdt de grens als hij het feit dat hij dan niets ziet als significant interpreteert, en concludeert dat er dus ook niets is. Over wat de wetenschap buiten haar gebied heeft gelegd kan ze geen zinvolle uitspraken meer doen.

Rond 1680 schreef Robert Boyle in een notitieboekje een korte discussie over „de nieuwe paradox van bepaalde Cartesianen”, waarin hij vier redenen voor occasionalisme geeft. De derde reden behelst de onvoorstelbaarheid van causale overdracht tussen lichamen: wij kunnen ons niet voorstellen wat er zou kunnen gebeuren als één lichaam een ander raakt en impuls overdraagt. De wetenschap negeert die vraag eenvoudigweg, en kan daardoor — dus door van verklaring af te zien — voortschrijden. Bij dat voorschrijden ontstaan nieuwe begrippen, die een andere formulering van de vraag mogelijk maken (wat gebeurt er als een deeltje een krachtveld produceert, of een krachtveld een deeltje beïnvloedt), maar ook die nieuwe vragen worden weer genegeerd om voort te kunnen.