De eega

Man en vrouw moeten goed samenleven.

1 Korinthiërs 7:3
De man kome jegens de vrouw zijn (echtelijke) verplichtingen na en evenzo de vrouw jegens haar man.
Efeziërs 5:21
en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus.
(Merk op dat onderdanig zijn, ὑποτασσω, van beiden geëist wordt, terwijl gehoorzamen, ακουω, dat wel gevraagd wordt van slaven (Efeziërs 6:5, Kolossenzen 3:22) en kinderen (Efeziërs 6:1, Kolossenzen 3:20), niet van echtgenoten geëist wordt.
Een uitzondering bestaat voor gemengde huwelijken (1 Petrus 3:6). Ook Sara hield een formeel respect op toen ze niet geloofde wat haar man geloofde (Genesis 18:12). Evenzo hoeven vrouwen van ongelovige mannen niet bang te zijn, maar moeten wel een uiterlijk respect tonen.
Efeziërs 5:33
Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zo liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.
1 Timotheüs 5:8
Maar indien een vrouw voor de haren, en nog wel voor haar huisgenoten, niet zorgt, dan heeft zij haar geloof verloochend en is zij erger dan een ongelovige.
(Het Grieks heeft enkel „indien iemand”, zonder iets vrouwelijks. De Statenvertaling heeft terecht: „Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt”.)

Zij zijn namelijk elkanders eigendom.

Hooglied 2:16a
Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem,
Hooglied 6:3a
Van mijn geliefde ben ik en van mij is mijn geliefde,
Hooglied 7:10
Van mijn geliefde ben ik, en naar mij gaat zijn begeerte uit.
1 Korinthiërs 7:4
De vrouw heeft niet zelf over haar lichaam te beschikken, doch haar man; en eveneens heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, doch zijn vrouw.

Zie ook reinheid.

De ongelovige partner.

1 Korinthiërs 7:12-16
Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet verstoten. En een vrouw moet, als zij een ongelovige man heeft, en deze erin bewilligt met haar samen te wonen, die man niet verstoten. Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen. Want hoe kunt gij weten, vrouw, dat gij uw man zult redden? Of hoe kunt gij weten, man, dat gij uw vrouw zult redden?
2 Korinthiërs 6:14-18
Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige? Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine. en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijnen gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige.
(Dit gaat niet in eerste instantie over echtverbindingen, maar is wel mede daarop van toepassing.)
Zie ook
1 Petrus 3:1-7.