Het gevaar van allegorische interpretaties

In principe is een allegorie alleen gegrond als de Bijbel deze zelf als zodanig aanwijst.

Er zijn allegorische verklaringen die weliswaar geen onjuiste boodschap brengen, en soms zelfs heel stichtelijk zijn, maar niet Bijbels verdedigbaar zijn.

De wond in de zijde van Jezus (Johannes 19:34) is wel als volgt uitgelegd: het water en bloed verwijst naar doop en avondmaal, en dus naar de Kerk. Evenals de eerste Adam zijn bruid verkreeg uit zijn zijde (Genesis 1:21) verkrijgt hier de tweede Adam Zijn bruid uit Zijn zijde.

Jezus' dragen van de doornenkroon (Mattheüs 27:29, Marcus 15:17, Johannes 19:2) is wel verklaard als Zijn dragen van de gevolgen van de zondeval (Genesis 3:18).

Augustinus geeft een uitgebreide allegorische verklaring van het verhaal van de barmhartige Samaritaan: dit zou Jezus zijn, die de in zijn schuld dode (Lukas 10:30) zondaar, die in de Wet (Lukas 10:31) of goede werken (Lukas 10:32) geen baat vindt, zou genezen door hem de Heilige Geest (olie) en Zijn lijdensbloed (wijn) te geven, en hem zou brengen in de kerk (Lukas 10:34), waaraan Hij gaven zou geven om het helende werk voort te zetten (Lukas 10:35).

Andere allegorieën zijn gevaarlijker, omdat ze een bron van valse leer kunnen zijn. Zo menen sommigen in het spotlied op de koning van Tyrus in Ezechiël 28:12-19 een geschiedschrijving van de duivel te vinden. Een ander voorbeeld betreft het gelijkstellen van de Wijsheid uit Spreuken 8-9 met Jezus. Natuurlijk is Jezus voor ons wel de bron van wijsheid (Lukas 21:15, 1 Korinthiërs 1:24, 1 Korinthiërs 1:30), maar dat rechtvaardigt deze identificatie nog niet.

(Waar eindigt de toespraak der Wijsheid die in Spreuken 1:20 begint? En hoe weten we dat?)