Bedrieglijke gevoelens

Ons hart is bedrieglijk: wijzelf kennen zijn gronden niet, dat doet alleen God:

Spreuken 16:2
Al iemands wegen zijn rein in zijn ogen, maar de Here toetst de geesten.
Spreuken 21:2
Elke weg van een mens is recht in zijn ogen, maar de Here beproeft de harten
Jeremia 17:9-10
Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden.

Enerzijds kan het ons valse zekerheid voorspiegelen:

Spreuken 14:12, Spreuken 16:25
Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.
Spreuken 28:26
Wie op eigen hart vertrouwt, is een dwaas; maar wie in wijsheid wandelt, zal ontkomen.
Lukas 18:9-14
Hij sprak ook met het oog op sommigen, die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten, deze gelijkenis: Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeër de ander een tollenaar. De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig! Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
1 Korinthiërs 4:3-5
Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet. Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de Here. Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God.

Anderzijds kan het ons valse onzekerheid voorspiegelen.

1 Johannes 3:19-20
Hieraan zullen wij onderkennen, dat wij uit de waarheid zijn en voor Hem ons hart overtuigen, dat, indien ons hart [ons] veroordeelt, God meerder is dan ons hart en kennis heeft van alle dingen.

Wij dienen ons hart te overtuigen vanuit God:

Psalmen 139:23-24
Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg.
Spreuken 17:3
De smeltkroes is voor het zilver en de oven voor het goud, maar de toetser der harten is de Here.

Als we ons oordeel over onszelf al zo slecht kunnen vertrouwen, moeten we al helemaal niet over anderen oordelen:

Romeinen 2:1
Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. Wij weten echter, dat het oordeel Gods onpartijdig gaat over hen, die zulke dingen bedrijven. Rekent gij wellicht hierop, o mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen bedrijven, en ze zelf doet, dat gij het oordeel Gods ontgaan zult?