Het argument

Een argument is de presentatie van een redenering. Jezus gebruikt veel argumenten, die gerangschikt kunnen worden in verschillende categorieën.

Één vorm van argument is abductie, het aandragen van ondersteunende feiten (vergelijkbaar bij getuigen in een rechtszaak).

1 Samuël 26:16
Wat gij gedaan hebt, is niet goed. Zo waar de Here leeft, gij zijt kinderen des doods, omdat gij uw heer, de gezalfde des Heren, niet bewaakt hebt. Nu dan, zie eens, waar de speer van de koning is en de waterkruik, die aan zijn hoofdeinde stond.

De verdedigingsrede van Jezus (Johannes 5:17-47) voldoet aan de klassieke vorm voor juridische verdedigingen.

Johannes 5:17-30
Jezus stelt zijn claim: Ik mag dit in naam van mijn Vader. De gelijkstelling met de Vader benadrukt Hij met ὁμοιως (‚evenzo’, Johannes 5:19), ὡσπερ (‚gelijk’, Johannes 5:21, Johannes 5:26), καθως ( Johannes 5:23).
Johannes 5:31-40
Dit deel van de verdediging behelst het oproepen van getuigen. Jezus mag twee of drie getuigen oproepen, maar met een omweg roept hij er vier op: Johannes (die Hij niet nodig heeft maar door de Joden niet te weerleggen is — Johannes 5:32-35), Zijn werken (Johannes 5:36), Zijn Vader (Johannes 5:37-38), en de Schriften (die Hij wel, maar de Joden niet accepteren als van Hem getuigend — Johannes 5:39-40). Zo heeft Hij drie eeuwige getuigen, en omdat er daar ëën van verworpen wordt, nog een menselijke getuige.
Johannes 5:45-47
Dit is de traditionele tegenbeschuldiging. Jezus laat die achterwege, maar waarschuwt daarentegen voor een beschuldiging door iemand wiens autoriteit zijn tegenstanders erkennen: Mozes.
Johannes 5:17-18, Johannes 5:18-25, Johannes 5:22, Johannes 5:23, Johannes 5:24-27, Johannes 5:26, Johannes 5:30;
Lukas 7:20, Lukas 7:21-23Jesaja 61:1-2.

Verwant hieraan is het bewijs uit voorbeelden.

Jakobus 2:20-26
Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; en het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof. En is niet evenzo Rachab, de hoer, uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers in huis nam en langs een andere weg liet heengaan? Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.

Een andere vorm van argument is het beroep op een autoriteit — in Jezus' geval meestal de Schrift (bijvoorbeeld bij de verzoeking in de woestijn).

Ook daden kunnen een argument zijn.

1 Samuël 24:11
Zie eens, mijn vader, zie toch de slip van uw mantel in mijn hand! Want hieruit, dat ik de slip van uw mantel afgesneden heb zonder u te doden, kunt gij duidelijk opmaken, dat ik geen kwaad of muiterij in de zin heb, en dat ik tegen u niets heb misdaan; gij echter legt het erop toe mij het leven te benemen.
1 Samuël 26:22-23
Maar David antwoordde: Ziehier de speer, o koning! Laat een van de manschappen hier komen en haar halen. En de Here zal ieder zijn gerechtigheid en zijn trouw vergelden, want de Here had u heden in mijn macht gegeven, doch ik wilde mijn hand niet aan de gezalfde des Heren slaan.

((Te doen op eigen pagina: het argumentum ad hominem.

Lukas 11:47-48
Waarschijnlijk parodieert Jezus hier een redeneervorm van de schriftgeleerden.
Mattheüs 23:31
Idem.
Johannes 10:34-36
De woorden „uw wet” tonen dat Jezus zich distantieert van die interpretatie.
Johannes 8:17-18
Ook hier distantieert Jezus zich van het als twee tellen van Jezus en de Vader.
))