Zekerheid

Tegenwerping (Godsbewijzen zwak):
Geen enkel Godsbewijs is dwingend overtuigend.
Antwoord:
Als Godsbewijzen wiskundige zekerheid zouden hebben zou door wie niet wil geloven de zekerheid van de wiskunde gerelativeerd worden. Sterker nog: dat gebeurt al, om het transcendent Godsbewijs te ontlopen.
Verder berust de notie van een Godsbewijs op een begripsfout. Als ik claim dat iets toevallig bestaat, ligt de bewijslast bij mij. Dat zou bij wijze van voorbeeld gelden voor de claim dat er eenhoorns bestaan. Voor basale overtuigingen ligt dat anders: hoe zou iemand ooit willen bewijzen dat de rede bestaat? Hiervoor is een andere aanpak nodig, een protomethodologie, die we zullen ontwikkelen nadat we de noodzakelijke eerste vraag hebben beantwoord.
((Vooruitblikkend op het antwoord dat ik gevonden heb: God is liefde, dus het bestaan van God bewijzen impliceert het bestaan van liefde bewijzen. Wie een wereldbeeld heeft waarin dat laatste niet kan, zal ook geen aanvaardbaar Godsbewijs vinden.))
Alvin Plantinga heeft in verband hiermee een interessant verschijnsel opgemerkt: normaliter kan men iemand van onwetendheid tot kennis brengen door hem een argument te geven waarvan hij de geldigheid van zowel de premissen als de redenering inziet. Welnu, ook het omgekeerde is mogelijk, namelijk dat een dergelijk argument hem van kennis tot onwetendheid brengt. Dat gebeurt namelijk in de situatie waarin hij weigert de conclusie van dat argument te aanvaarden. Hij is dan gedwongen zijn geloof in hetzij een premisse, hetzij de redenering op te geven.
Dit kan gebeuren als die conclusie inhoudt dat het eigen gekoesterde wereldbeeld onjuist is, maar bij voorbeeld ook bij Christenen als de conclusie inhoudt dat God een zeker gekoesterd gedrag afwijst, of juist een bepaald gevreesd gedrag vraagt. In alle gevallen gaat het om onderschikking van de rede aan de wil zonder die onderschikking te durven toegeven.