Sapere aude!

(Voor een uitleg van de titel zie hier.) ((Zoals de mens denkt, zo is hij — ergens in de Bijbel, of is dat Spreuken 23:7.))

Homo, inquantum est contemplativus, est aliquid supra hominem” — Petrus Lombardus, Libri Quatuor Sententiarum liber 3, distinctio 35, quaestio 2, articulus 1 responsum ad obiectio 1.

((Pagina voor Christenen toevoegen: altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, 1 Petrus 3:15 in een context van angst, en na heiliging. Kennis maakt opgeblazen, maar liefde sticht.))

Veel mensen zijn agnostisch of atheïstisch uit dogmatische overwegingen. Zo stellen sommigen dat een opstanding uit de doden a priori onmogelijk is, en dus vinden zij iedere andere verklaring van de gegevens, hoe ver gezocht ook, aannemelijker dan de opstanding van Jezus. Binnen hun dogmatische kader is dat terecht: als iets onmogelijk is, is alles wat, hoe absurd verder ook, wel mogelijk is, waarschijnlijker. (De vraag is dan wel waarop zij hun dogmatische zekerheid baseren, en hoe redelijk die is.)

Ook het omgekeerde komt voor: mensen die religieus zijn uit dogmatische overwegingen, en — zelfs tegenover zichzelf — niet bereid zijn verantwoording af te leggen van de hoop die in hen leeft.

Zulke dogma's zijn handig en geven een gevoel van veiligheid, maar bieden op zich geen toegang tot de waarheid.

Soms zijn dergelijke dogma's enkel verabsoluteringen van heuristische regels. Regels als „Wat er gebeurt is geen wonder” of „Met hetzelfde woord bedoelt mijn gesprekspartner hetzelfde als ik” zijn handig bij het begrijpen van de dagelijkse wereld maar niet onfeilbaar.

Overtuigingen omtrent God, de mogelijkheid van opstandingen, uiteindelijke verantwoordelijkheid voor ons gedrag, enzovoort, vormen een paradigma. Het is belangrijk dit in te zien, en bereid te zijn dit paradigma zo nodig ter discussie te stellen. Dit geldt in het bijzonder voor mensen die eerder bewust een parodie op het Christendom hebben afgewezen zonder te weten dat het een parodie was.

De „domineeszonen”
Een „domineeszoon” is iemand die binnen zo'n parodie is opgevoed. Die parodie kon bij voorbeeld bestaan uit een liefdeloze leer (‚de dominee wiens eigen gezin perfect moest zijn’), uit een scheiding tussen leer en leven (‚de dominee die de schijn ophield naar buiten’), of uit bluf (‚de dominee die authoritatieve antwoorden gaf die hij zelf niet had’).
De „kleinzonen”
Zij die opgevoed zijn in een omgeving waar werd afgegeven op zo'n parodie, die dan als het ware Christendom werd voorgesteld.
De „ongeschoolden”
Zij die enkel in aanraking zijn gekomen met een kinderversie van het Christelijk geloof, en nooit hebben ontdekt dat dat maar een kinderversie was naast de volwassen versie. Een extreem voorbeeld van zo'n kinderversie is het beeld van een oude man met een witte baard op een wolk, maar er bestaan weerbarstigere, zoals: „Wie goed doet gaat naar de hemel, wie kwaad doet naar de hel”.

Voor deze groepen is het extra moeilijk de ware Christelijke leer objectief te beschouwen zonder daar meteen de bagage van die parodie aan te koppelen, maar in de praktijk blijken de „kleinzonen” dit gemakkelijker te kunnen dan de „zonen”, en de „ongeschoolden” weer gemakkelijker.

Omgekeerd zijn er Christenen die bang zijn hun geloof critisch ter discussie te stellen — bang voor een uitkomst die hen de veiligheid van hun religieuze wereldje zou kunnen ontnemen. Dit is in wezen een vorm van religieus verpakt ongeloof. Sommigen stellen dogmatisch dat wetenschap en geloof zich op verschillende terreinen begeven, en elkaar dus nooit kunnen weerleggen. Voor sommige levensovertuigingen is dat wellicht het geval, maar niet voor een geloof dat zich zo voluit op historische gebeurtenissen beroept als het Christendom. Ook een Christen die aan waarheidsvinding doet moet, wil hij eerlijk zijn, a priori besluiten die gevonden waarheid, welke die ook zij, te accepteren. (Dit is analoog aan wat Jakobus schreef over wie wijsheid — Gods wil — zocht: slechts wie dat in geloof doet, wie a priori besluit die wil, eenmaal gevonden, ook te volgen, mag verwachten dat God haar bekend maakt — Jakobus 1:5-8.)

Slechts in geloof kunnen wij het vertrouwen hebben dat die gevonden waarheid inderdaad Jezus zal blijken te zijn (Johannes 14:6), en als die gevonden waarheid anders is zijn wij beter af als we ons geloof in Jezus als waarheid afleggen.