De argumentatie

Evenals het boekje zelf heeft de argumentatie een beoogde maar nog slechts zeer onvolledig verwerkelijkte structuur.

De ruggengraat van de argumentatie is als volgt:

  1. Zonder een wereldbeeld dat dat toelaat hebben wij geen reden op onze rede te vertrouwen.
  2. Op het Christelijke na is er geen aanvaardbaar wereldbeeld dat ons toestaat op onze rede te vertrouwen.
    • Dit wordt aangetoond door systematisch klassen van wereldbeelden te onderzoeken.
  3. Dus: als het Christelijke wereldbeeld onjuist is kunnen wij niet op onze rede vertrouwen.
  4. Dus: als wij op onze rede kunnen vertrouwen is het Christelijke wereldbeeld correct.

Deze argumentatielijn wordt enige malen herhaald met andere onderwerpen dan onze rede, zoals ons geloof in orde, in een buitenwereld, of in waarden.

((Te doen.))

Er zijn talloze theorieën en geloven, maar kunnen wij het antwoord ook weten?

Dit boekje is door mij als Christen geschreven in de overtuiging dat we het antwoord inderdaad zeker kunnen weten, om anderen te helpen dat antwoord ook voor zichzelf te vinden — ofwel hetzelfde antwoord als ik gevonden heb, ofwel een ander antwoord, en aantonen dat ik verkeerd zit.

Ik meen ook dat dergelijk onderzoek van levensbelang is, gezien wat er op het spel staat. Het antwoord op de vraag of er een god (of God) is, en zo ja; wat voor wezen dat dan is, heeft directe gevolgen voor ons leven van alledag — en mogelijk voor de eeuwigheid.

Ik geloof ook dat het Christelijk geloof een redelijk geloof is, maar dit boekje toont die redelijkheid nog lang niet volkomen. Het is oorspronkelijk een bijeensprokkeling van gegevens, min of meer geordend naar onderwerp. Veel is direct gecopiëerd uit eerdere gedachtenwisselingen met anderen, en dat blijkt: soms verwijs ik naar feiten die voor de algemene lezer onbegrijpelijk zijn, soms is een stuk opeens in het Engels, soms staan er zaken die in deze context niet relevant zijn; gegevens ontbreken of komen meermaals voor — het zij zo. Ik ben bezig het geheel meer te stroomlijnen, maar wie van grasduinen houdt kan hier — meen ik — toch aardig wat wetens- en nadenkenswaardigs vinden.

Ook ben ik bezig onderdelen zo te herschrijven dat ze voor een jonge middelbare-scholier goed te begrijpen zijn. Op dat punt valt echter nog heel wat werk te doen, dus regelmatig zal die scholier opeens een wat taaier stuk tekst voor ogen krijgen — nog los van het feit dat ik die middelbare-scholier misschien verkeerd inschat. In ieder geval probeer ik er een boekje van te maken dat ikzelf als, zeg, twaalfjarige graag gelezen zou hebben, waarbij ik sommige moeilijkere delen voor lief zou hebben genomen. Momenteel zou het meeste voor een leerling uit de bovenbouw van VWO β goed te begrijpen moeten zijn.