Anthropische uniciteit

Tegenwerping (God begrensd):
Externe oorzaken maken dat leven buitengewoon onwaarschijnlijk is, en volgens het anthropisch argument heeft God het heelal zó afgesteld dat leven mogelijk is. God is dus onderworpen aan beperkingen, aan die externe oorzaken.
Antwoord:
Of God heeft de wereld precies zó gemaakt dat slechts één combinatie van natuurconstanten leven mogelijk maakt — zoals iemand een combinatieslot kan instellen op één waarde. Wie dat slot opent toont die waarde te kennen; wie zo'n levenmakend heelal creëert toont scheppingsmacht en -verstand te hebben. Het is een vorm van zelfopenbaring van God aan ons.

Het is een verbazingwekkend feit dat de logisch-wiskundige structuur waaraan ons heelal voldoet zó is dat er precies één combinatie van natuurconstanten (uit onnoemelijk veel: meer dan 10⁵⁰⁰) is die intelligente structuren mogelijk maakt — terwijl nul veel aannemelijker was geweest. Deze uniciteit is een geheel ander feit dan dat der actualiteit (het feit dat deze ene combinatie nu ook juist feitelijk aangetroffen wordt in het heelal), en behoort tot de meta-­anthropie.

De veel-wereldenhypothese doet een poging de anthropische actualiteit te „verklaren”, maar zegt niets over de anthropische uniciteit.

Wiskundigen weten dat er nog veel meer variatie mogelijk was. Er zijn talloze wiskundige structuren die er totaal niet als ons universum uitzien, zoals de zevenpunts­ruimte, eindige abelse groepen, de verzameling priemgetallen, de oneindige binaire boom — alle geschikt als basis voor een natuurkunde. Waarom is de wereld een ding met dimensies, met (op zijn minst schijnbare) continuïteit, met zaken die op afstand op elkaar inwerken middels krachten en velden? Hierbij moet opgemerkt worden dat sommige van dergelijke structuren voldoende rijkdom voor complexiteit hebben, zoals John Horton Conways Life­spel — dat natuurlijk intelligent ontworpen is.

En waarom is de wiskunde zoals ze is? Gegeven dat ze zo is kunnen wij haar ons niet anders denken, maar zoals Gregory John Chaitin bewees zijn de meeste wiskundige feiten waar zonder reden — en dat bewijs geldt al binnen onze wiskunde!

Het lijkt er op dat er zorgvuldig een ontwerpruimte is gekozen waarbinnen precies één levens-vatbare wereld mogelijk is, en dat precies die wereld werkelijkheid is. Binnen een wijdere ontwerpruimte — zeg, één die varianten op het Life-spel bevat, zouden de complexiteitsondersteunende werelden veel dichter gezaaid zijn. Het lijkt er op dat de artiest hier iets mee wilde zeggen.

((In zekere zin is er geen sprake van nauwkeurige afstelling: God koos een structuur en liet die levens-vatbaar zijn. We gebruiken termen als „afstelling” voor de naturalist, die God niet erkent, als argumentum ad hominem.

John Hawthorne maakt het punt dat ook al geven we een uiterst kleine waarschijnlijkheid (zeg, 10⁻¹⁰) zowel aan de a priori waarschijnlijkheid dat dit heelal door God geschapen is als aan de mogelijkheid dat God in dat geval expres de wereld zo gemaakt heeft, het resulterende argument nog overweldigend op het bestaan van een God wijst.))

Max Tegmark stelt het Niveau-IV­multiversum voor: alle berekenbare wiskundige structuren zijn natuurkundig werkelijk. Maar als dat zo was zouden we ons met overweldigende waarschijnlijkheid in een Niveau-II­multiversum bevinden waarin intelligent leven in een groot bereik aan waarden mogelijk was, want bijna alle universa met intelligent leven zullen zich in zo'n multiversum bevinden. Antropische uniciteit, het feit dat leven maar in zo'n miniem bereik mogelijk is, pleit daarom tegen de hypothese van een wiskundig multiversum.

((Te doen.))

Er is maar één scheikundig element (uit de meer dan honderd), koolstof, dat verbindingen kan aangaan die complexiteit mogelijk maken — en dat element ontstaat alleen doordat de natuurwetten tot een resonantie leiden.

Onder de miljoenen soorten hier op aarde is er naar het schijnt maar één die redelijk is — „naar het schijnt”, want het zou kunnen dat bijvoorbeeld olifanten of dolfijnen redelijk zijn.