Ik

Het bestaan van een buitenwereld geeft mij een tweezijdig perspectief. Droomwerelden zijn van mij afhankelijk, maar de buitenwereld bestaat onafhankelijk van mij — en de beschrijving van de wereld pretendeert ook mij te kunnen beschrijven!

Wij staan binnen onze wereld, en nemen daar een unieke plaats in in. De wereld mag vol zijn van mensen, dieren en dingen; er is maar één ik, vanwaaruit die wereld waargenomen wordt. Anderen kunnen zeggen dat ze pijn hebben; enkel mijn pijn wordt gevoeld — net zo als die ander zal zeggen dat enkel zijn of haar pijn gevoeld wordt. Die muggenbeet in mijn ooglid raakt me meer dan de verdrinkingsdood van twintigduizend mensen in een ander land — hoewel mijn gedachte aan die calamiteit mij meer kan (en zou moeten) raken dan de pijn van die muggenbeet.

((Te doen.))

Mijzelf vind ik in de wereld niet. Ik vind een lichaam, maar geen „ik”.

Sterker nog, ik kan mijzelf in de wereld zelfs niet vinden, want waarneming vooronderstelt een waarnemer, dus ikzelf als waarnemer ben prieur aan iedere mogelijke waarneming: als ik mijzelf zou waarnemen zou dat niet de ontdekkende waarneming zijn.

Als ik mijzelf in de wereld zou vinden zou ik iets complex vinden. Ik ken immers complexe zaken, dus die moeten in mij als wereldonderdeel gerepresenteerd zijn. Ikzelf ben echter een eenheid, dus ik ben niet wat ik aantref.

Ons wereldbeeld zal hiervoor een verklaring voor moeten geven, want ogenschijnlijk is er een tegenspraak tussen de claim dat ik in deze wereld besta en het feit dat ik daarin niet gevonden kan worden.

Tegenwerping (Zelf buiten de waarneembare wereld):
Een eenvoudige oplossing is dat ik buiten de kenbare wereld besta, niet in dat deel van de wereld dat gekend kan worden. Tenslotte is niet alles noodzakelijk kenbaar.
Antwoord:
Maar een deel van de wereld dat noodzakelijkerwijs onkenbaar is (zeg, zich in een zwart gat bevindt) kan geen invloed hebben op het kenbare deel van de wereld. Ik daarentegen kan sporen achter laten in de wereld. ((Nog te doen.))

Ik ben vrij, maar de wereldbeschrijving kent het begrip vrijheid niet. Vrijheid komt in die beschrijvingen terug als willekeur, dat is: onbeschrijfbaarheid, en dat is precies zoals het zou moeten zijn. Wat niet beschreven kan worden is onbeschrijfbaar.

Wilsvrijheid en bewustzijn zijn primaire zaken, die tertiair niet te vinden zijn.