Neurologische aanpassing

Wat wij waarnemen is vaak niet de werkelijkheid; een goed voorbeeld vormt het zicht.

Het in het brein verwerken van de visuele indrukken op ons netvlies kost ruwweg een vijfde deel van een seconde. Dat lijkt wellicht niet veel, maar een auto die met honderd kilometer per uur rijdt legt in die tijd ruim vijf meter af — en voor een overstekende voetganger kan dat het verschil tussen leven en dood betekenen. Dat voetgangers niet massaal overreden worden komt doordat ons brein rekening houdt met die vertraging, een schatting maakt van de snelheid van die auto, en die auto vervolgens in ons visuele beeld die vijf meter verplaatst, zodat wij haar op ieder moment zien waar op dat moment werkelijk is. Dat systeem werkt aardig goed, zolang voorwerpen een constante snelheid (en richting) hebben. Volkomen mis gaat het bij botsingen, waarbij de richting van een snel bewegend object plotseling radicaal verandert. Grensrechters bij tennis hebben als taak te zien of een op het gravel stuiterende bal net binnen of net buiten de lijn stuiterde — en sinds er camera's zijn is gebleken hoe vaak grensrechters het fout hebben. Hun brein verplaatst de bal, en dus ook het punt van stuitering, een eind in de richting waarin die bal oorspronkelijk bewoog.

Het via zenuwen vanuit de voet naar het brein sturen van informatie duurt bij een persoon van volwassen lengte ruim een volle seconde. Toch zien en voelen we een tik op onze voet op hetzelfde moment — weer doordat het brein schuift, in dit geval met de tijd: op het moment dat de gevoelde tik het brein bereikt wordt niet de boodschap „nu wordt er getikt” gegeven, maar ontstaat de herinnering „één seconde geleden voelde ik een tik op mijn voet”. Terugkijkend valt die valselijk herinnerde tik dan samen met de geziene tik.

Een vergelijkbaar temporeel gezichts­bedrog kan optreden als we plotseling naar een klok met tikkende secondenwijzer kijken: het kan dan lijken dat de wijzer stilstond, en pas toen wij keken begon te lopen. Hier wordt het stilstaan tussen de tikken teruggeprojecteerd op de periode dat we de wijzer nog niet scherp in beeld hadden.

Waarschijnlijk produceert het slapende brein op vergelijkbare wijze dromen die vervolgens beleefd worden als voorafgaand aan een ervaring. Slapend horen wij een knal, en wakker geworden herinneren we ons dan dat die knal paste in ons droomverhaal. Deze techniek voorkomt dat we bij allerlei gewaarwordingen meteen wakker worden — bijna iedereen kent de dromen die in dat verband geproduceerd worden bij blaas­aandrang.

((Te doen.))

Tijdsverschil bij bewustzijn. Bewustzijn van een beslismoment ontstaat vaak met terugwerkende kracht nadat de beslissing al is genomen. De naïeve gedachte dat een actie pas bewust is als zij op het moment van nemen bewust is is niet houdbaar — volgens dat criterium zouden er geen bewuste acties bestaan!

Colour constancy is het verschijnsel dat ons brein de kleuren van het netvliesbeeld aanpast, door de verlichtingsomstandigheden mee te nemen. Een wit vel blijft wit als we ermee naar binnen of buiten lopen, ondanks dat het netvlies totaal verschillende kleuren registreert. Hierop berust de illusie van Edward Howard Adelson, die optreedt met het plaatje met een Rubik's kubus waar een bruin veld op een verlichte zijde dezelfde objectieve kleur heeft als een geel veld op een beschaduwde zijde, of een schaakbord waar een zwart en een wit veld dezelfde objectieve kleur blijken te hebben.

Soms kunnen we de aanpassing aanpassen, zoals bij het bewust omkeren van de waargenomen rotatie van een beeld zonder diepte (de schaduw van een draaiend speeldoosdanseresje, bijvoorbeeld). We moeten een (in dat platte beeld niet aanwezige) rotatie blijven zien, maar kunnen kiezen welke. Een ander voorbeeld is diepte zien in een draadkubus.

Een opeenvolging van statische beelden kan beweging suggereren — de basis van film en televisie.

Bepaalde bewegingen leiden ons tot het toekennen van geest. Een tekenfilmpje met willekeurige vormen die van alles beleven en emoties lijken te hebben. Motieven toekennen aan anderen is altijd aanpassing, want een motief is onwaarneembaar voor derden (en tweeden).

Doordat wij (als er anderen bestaan) een vergelijkbare interface hebben, menen we de waarheid te zien — ondanks het feit dat we gezichtsbedrog ook gemeenschappelijk waarnemen beschouwen we bevestiging door anderen toch als een rechtvaardiging van geloof in de juistheid van onze waarnemingen.

Onze wetenschap omtrent het brein en onze zintuigen krijgen we ook uit die waarnemingen — en zo zien we Daniel Clement Dennet III eerst aantonen dat onze beleving van een lineaire tijd een artefact van het parallel-naar-serieel vertalen van belevingen is, en dan toch praten over „de” tijd als een lineaire zaak. Ook hij gelooft de uitkomst van die processen, en begrijpt de wereld in termen van die uitkomst.

De hot streak fallacy: mensen die winnen bij een gok zijn meer geneigd het risico opnieuw te nemen. Bij ratten is er een deel van de orbitofrontale cortex, vlak achter de ogen, waar die neiging gegenereerd wordt. Bij uitschakelen daarvan worden ze rationeler.