Verbondsafval als overspel

Daarom ook wordt verbonds­afval gezien als ontucht.

Exodus 34:15-16
Sluit toch geen verbond met de inwoners van het land; wanneer zij hun goden overspelig nalopen en aan hun goden offeren, dan zouden zij u uitnodigen en gij zoudt van hun slachtoffer eten. Wanneer gij van hun dochters voor uw zonen neemt en zij haar goden overspelig nalopen, dan zouden zij tevens uw zonen tot overspelig nalopen van haar goden verleiden.
Deuteronomium 31:16
De Here zeide tot Mozes: Zie, gij gaat bij uw vaderen te ruste en dit volk zal overspelig de vreemde goden gaan nalopen van het land, waarin het komt; zij zullen Mij verlaten en mijn verbond verbreken, dat Ik met hen gesloten heb.
Richteren 2:17
Ook naar hun richters luisterden zij echter niet, maar liepen overspelig andere goden na en bogen zich daarvoor neder; zij haastten zich om af te wijken van de weg die hun vaderen bewandeld hadden door te luisteren naar de geboden des Heren; zij handelden niet naar behoren.
Richteren 8:33-35
En nadat Gideon gestorven was, gingen de Israëlieten opnieuw overspelig de Baals nalopen en maakten Baal-berit tot hun god; de Israëlieten dachten niet aan de Here, hun God, die hen uit de macht van al hun vijanden rondom gered had, en waren het huis van Jerubbaäl-gideon niet erkentelijk in verhouding tot al het goede, dat hij aan Israël gedaan had.
1 Kronieken 5:25-26a
Maar toen zij ontrouw werden jegens de God hunner vaderen en de goden van de volken des lands, die God voor hen had verdelgd, overspelig naliepen, wekte de God van Israël de geest op van Pul, de koning van Assur, namelijk de geest van Tillegatpilneser, de koning van Assur, en deze voerde hen weg: de Rubenieten, de Gadieten en de helft van de stam Manasse.
Jeremia 3:1-9
Het woord des Heren kwam tot mij: Indien een man zijn vrouw verstoot en zij gaat van hem weg en wordt de vrouw van een andere man, zal hij dan nog tot haar terugkeren? Zal niet dat land ten zeerste ontwijd worden? Doch gij hebt ontucht gepleegd met vele minnaars! En dan tot Mij terugkeren? luidt het woord des Heren. Hef uw ogen op naar de kale heuvels en zie, waar hebt gij u niet laten misbruiken? Aan de wegen hebt gij op hen zitten wachten als een Arabier in de woestijn, en gij hebt het land ontwijd door uw ontuchtigheden en uw boosheid. Zo zijn dan de regenstromen ingehouden en is de late regen niet gekomen; maar gij hebt een hoerenvoorhoofd, gij verkiest u niet te schamen. Noemt gij Mij niet van nu af: mijn Vader, de vertrouwde mijner jeugd zijt Gij! Zal Hij immer toornen, of voor altoos de wrok behouden? Zie, zo spreekt gij maar gij doet het kwade en maakt u daarin sterk.
De Here zeide tot mij ten tijde van koning Josia: Hebt gij gezien, wat Afkerigheid, Israël, gedaan heeft? Zij placht heen te gaan op elke hoge berg en onder elke groene boom om daar ontucht te plegen. En Ik zeide, nadat zij dit alles gedaan had: Keer weder tot Mij; maar zij keerde niet weder; en dit zag haar zuster, Trouweloze, Juda. Maar Ik zag, toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake van haar echtbreuk, verstoten en haar de scheidbrief gegeven had, dat haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en eveneens ontucht pleegde en door haar lichtvaardig gepleegde ontucht ontwijdde zij het land; ja, zij bedreef overspel met steen en met hout.
Ezechiël 6:9
Dan zullen onder de volken, naar wier gebied zij gevankelijk zullen zijn weggevoerd, uw ontkomenen aan Mij denken, als Ik hun ontuchtig hart verbroken heb, dat van Mij is afgeweken, en hun ogen die overspelig naar hun afgoden lonkten; dan zullen zij van zichzelf walgen om het kwaad, dat zij in al hun gruwelen gedaan hebben.
Ezechiël 16:15-34
Maar gij hebt op uw schoonheid vertrouwd en ontucht gepleegd, trotsop uw faam, en gij hebt aan iedere voorbijganger uw ontucht opgedrongen: het zou voor hem zijn. Gij hebt van uw klederen genomen, de hoogten kleurig gemaakt en daarop ontucht gepleegd; nooit is zo iets voorgekomen en nooit zal het weer geschieden. Ook hebt gij uw sieraden van goud en zilver, dat Ik u gegeven had, genomen en u daarvan mansbeelden gemaakt en daarmee ontucht gepleegd. Gij hebt uw kleurig geborduurde gewaden genomen en hen daarin gehuld; mijn olie en mijn reukwerk hebt gij hun voorgezet. De spijze die Ik u gegeven had; fijn meel, olie en honig gaf Ik u te eten hebt gij hun tot een liefelijke reuk voorgezet. Zelfs is het zover gekomen luidt het woord van de Here Here, dat gij de zonen en dochters die gij Mij gebaard hadt, genomen en ten offer gebracht hebt, hun tot spijze. Was uw ontucht niet voldoende, dat gij ook mijn zonen geslacht hebt en die hebt overgegeven door ze voor hen te verbranden? Bij al uw gruwelen en uw ontucht hebt gij niet gedacht aan de dagen van uw jeugd, toen gij naakt en bloot waart en laagt te trappelen in uw bloed. En na al uw boosheid (wee, wee u! luidt het woord van de Here Here) hebt gij u een verhoging gebouwd en een verhevenheid op elk plein gemaakt. Op elk kruispunt hebt gij uw verhevenheid gebouwd, uw schoonheid weggeschonken, u aan iedere voorbijganger schaamteloos aangeboden en veel ontucht gepleegd. Ook hebt gij ontucht gepleegd met de Egyptenaren, uw wellustige naburen; veel ontucht hebt gij gepleegd, waarmee gij Mij hebt gekrenkt. Maar zie, Ik heb mijn hand tegen u uitgestrekt, het u toegewezen deel verkleind en u overgegeven aan het goeddunken van wie u haten: de dochters der Filistijnen, die zich schamen over uw schandelijke levenswijze. Bovendien hebt gij ontucht gepleegd met de Assyriërs, omdat gij niet te bevredigen waart; ja, gij hebt ontucht met hen gepleegd en toch zijt gij niet bevredigd geworden. Eveneens hebt gij veel ontucht gepleegd met het handelsland Chaldea, maar ook daardoor werdt gij niet bevredigd. Hoe werdt gij door hartstocht verteerd, luidt het woord van de Here Here, dat gij dit alles gedaan hebt, het werk van een brutale hoer, dat gij uw verhoging gebouwd hebt op elk kruispunt en uw verhevenheid gemaakt op elk plein. Toch hebt gij u zelfs niet als een hoer gedragen, omdat gij het loon van een hoer versmaaddet. Zo'n overspelige vrouw, die vreemden aanhaalt, terwijl zij gehuwd is! Aan alle hoeren geeft men geschenken, maar gij gaaft zelf geschenken aan al uw minnaars en loktet hen daarmee om van alle kanten naar u toe te komen en ontucht met u te plegen. Zo was het bij u in uw ontucht juist omgekeerd als bij andere vrouwen; want men liep u niet als hoer achterna, maar, terwijl gij zelf het loon van een hoer gaaft, werd er aan u geen gegeven. Zo was het met u juist omgekeerd.
Zie ook
Ezechiël 16:35-43.
Ezechiël 20:30
Daarom zeg tot het huis Israëls: Zo zegt de Here Here: zult gij u op de wijze van uw vaderen verontreinigen en hun gruwelen overspelig nalopen?
Hosea 1:2
Het begin van het spreken des Heren door Hosea. De Here zeide tot Hosea: Ga heen, neem u een ontuchtige vrouw en kinderen uit een ontuchtige geboren, want het land wendt zich in schandelijke ontucht van de Here af.
Hosea 2:1-12
Klaagt uw moeder aan, klaagt haar aan, want zij is mijn vrouw niet, en Ik ben haar man niet. Laat zij haar ontucht van haar gelaat verwijderen en haar overspel van haar boezem, anders zal Ik haar naakt uitkleden en haar laten staan als ten dage toen zij geboren werd, haar maken als een woestijn, haar doen worden als een dor land, en haar doen sterven van dorst; en over haar kinderen zal Ik Mij niet ontfermen, omdat zij uit ontucht geboren zijn. Want hun moeder heeft ontucht bedreven; zij, die van hen zwanger geweest is heeft schandelijk gehandeld. Want zij zeide: Ik wil achter mijn minnaars aan gaan, die mij mijn brood en water, mijn wol en vlas, mijn olie en drank geven.
Daarom, zie, Ik ga uw weg met doornen versperren, Ik ga tegen haar een muur oprichten, zodat zij haar paden niet vinden kan. Dan zal zij haar minnaars nalopen, maar hen niet bereiken; hen zoeken, maar niet vinden. Dan zal zij zeggen: ik wil heengaan en terugkeren tot mijn eerste man, want toen had ik het beter dan nu. Zij echter beseft niet, dat Ik het ben, die haar het koren, de most en de olie heb gegeven, die haar het zilver rijkelijk geschonken heb en het goud, dat zij voor de Baal gebruikt hebben. Daarom zal Ik mijn koren weer wegnemen in de oogsttijd, en mijn most in zijn seizoen, en wegrukken mijn wol en mijn vlas, die haar naaktheid moeten bedekken. Nu dan, Ik wil haar schaamte ontbloten voor de ogen van haar minnaars en niemand zal haar uit mijn hand redden. Ik zal doen ophouden al haar vreugde, haar feest, haar nieuwemaansdag en haar sabbat, ja, al haar hoogtijden. Dan zal Ik haar wijnstok en haar vijgeboom verwoesten, waarvan zij zeide: Die zijn het loon, dat mijn minnaars mij gaven. Ik zal ze maken tot een woud, en het gedierte des velds zal ze afvreten. Zo zal Ik over haar bezoeken de dagen, waarop zij voor de Baals het offer ontstak, zich tooide met ring en halssieraad en achter haar minnaars aan ging, maar Mij vergat, luidt het woord des Heren.
Hosea 3:1-4
De Here zeide tot mij: Ga weder heen, bemin een vrouw, die zich door een ander laat beminnen en overspelig is, gelijk de Here de Israëlieten bemint, die zich tot andere goden wenden en minnaars zijn van druivenkoeken. Toen kocht ik haar voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. En ik zeide tot haar: Vele dagen zult gij blijven zitten; gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren; en ook ik zal tot u niet komen. Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim.
Hosea 4:12-15a
Mijn volk raadpleegt zijn hout, en zijn staf moet het voorlichten. Want een geest van ontucht doet hen dwalen, zodat zij zich in ontucht aan hun God onttrekken. Op de toppen der bergen slachten zij offers en op de heuvelen ontsteken zij die, onder eik, populier en terebint, omdat de schaduw ervan aangenaam is. Daarom bedrijven uw dochters ontucht en plegen uw schoondochters overspel. Ik zal aan uw dochters de ontucht niet bezoeken, die zij bedrijven, noch aan uw schoondochters het overspel dat zij plegen. Want zij zelf zonderen zich af met hoeren, en brengen offers met aan ontucht gewijden. Zo komt het volk dat geen inzicht heeft, ten val. Indien gij, o Israël, al ontucht bedrijft, laat dan toch Juda geen schuld op zich laden!
Hosea 6:10
In het huis Israëls heb Ik afschuwelijke dingen gezien: daar is Efraïms ontucht; Israël heeft zich verontreinigd.