Deïsme

Tegenwerping (Deïsme):
Misschien heeft God de wereld geschapen en daarna aan diens lot over gelaten. Een beetje God kan een wereld scheppen die daarna geen bemoeienis meer nodig heeft.
Antwoord:
Natuurlijk kan Hij dat. De vraag is of Hij dat wilde en deed.
Tegenwerping (Onbegrip vergde God):
Schijnbare wonderen leidden tot godsgeloof, en nu dieper inzicht in de natuur die verklaring overbodig maakt leidt dat godsgeloof tot het voortbestaan van het geloof in wonderen.
Antwoord:
((Te doen. Waarschijnlijk waar voor religies waarin wonderen een manier zijn om gaten in de verklaarbaarheid te vullen — bliksem als werpspiezen van Zeus, en zo voort. Maar die religies verdwijnen dan ook.))
Tegenwerping (Wonderen een zwaktebod):
Een beetje God heeft geen wonderen nodig om Zijn wil te volbrengen.
Antwoord:
Dat laatste is helemaal juist: God heeft die wonderen niet nodig. Wij hebben die wonderen nodig. Hoe zouden we weten of Jezus' claims waar waren als we die claims niet konden testen aan Zijn handelen? Dat bij Jezus' conceptie God mens geworden is, kunnen we enkel in geloof aannemen, maar Zijn opstanding kunnen we historisch controleren, en daarop het geloof bouwen dat die menswording aanvaardt.
In het bijzonder is de opstanding van Jezus een bewijs dat God sterker is dan het bederf dat voortvloeit uit onze zonde.
Tegenwerping (Orde weerlegt wonderen):
Als de orde in het heelal een argument voor het bestaan van God is, en wonderen een doorbreking van die orde zijn, is het voorkomen van wonderen een argument tegen het bestaan van God.
Antwoord:
Dat is een syllogisme. Welnu, op alle drie de termen valt af te dingen.
  1. De premisse („wonderen zijn een doorbreking van de orde in het heelal”):
    • Dat wonderen geen doorbreking van de orde hoeven te zijn wordt hier uitgelegd.
  2. De middenterm („die orde is een argument voor het bestaan van God”):
    • Het wegvallen van een argument vóór is nog geen argument tegen.
    • Een wonder is een uitzondering op een regel. Zonder die regel zou die uitzondering geen uitzondering zijn — de uitzondering bevestigt de regel. De grote weerstand tegen het aanvaarden van wonderen is een bewijs te meer voor de kracht van die regel, die orde — een orde die ons op God wijst.
  3. De conclusie („wonderen zijn een argument tegen het Godsbestaan”):
    • Er zijn veel meer argumenten, zoals dit boekje laat zien.
    • Wonderen passen in een algehele tendens tot bijna-eenvoud.
    • Het voorkomen van wonderen in een ordelijk heelal vergt een verklaring, en het bestaan van God lijkt verreweg de meest redelijke verklaring. Dus zelfs als (quod non) het voorkomen van wonderen af zou doen aan het orde-argument, zou het zelf nog een onafhankelijk argument vóór het bestaan van God vormen.
Tegenwerping (Absurde wonderen):
Het is absurd te geloven in wonderen, speciaal de Christelijke soort. Jezus, die water in wijn veranderde: tanninen, alcohol, kleurstoffen, geurstoffen, smaakstoffen toevoegde, op honderden manieren de natuurwetten overtrad ‥
Antwoord:
Het is enkel absurd voor iemand die wonderen al uitsluit. In vele van mijn dagdromen doe ik veel complexere wonderen om de droom te sturen waar ik heen wil — ik besluit opeens dat ik toch maar in een dorpje ben in plaats van in de stad en hup, daar verandert mijn wereld. Als ik dat op dit lage niveau al vrijelijk doe, waarom God op Zijn hogere niveau dan niet? Vergeleken met de gemiddelde aardse dagdromer houdt Hij Zich feitelijk enorm in!
Tegenwerping (Prewetenschappelijk geloof):
De schrijvers van de Bijbelboeken waren prewetenschappelijk — voor hen was alles mogelijk, en was een wonder een normale verklaring van het ongewone. Met onze moderne kennis kunnen we die verklaringen niet meer aanvaarden.
Antwoord:
Jozef wist donders goed hoe een vrouw zwanger werd, en toen Maria zwanger bleek wilde hij dan ook van haar scheiden (Mattheüs 1:19). Dat buitengewone gebeuren vergde ook een buitengewoon argument (de interventie van een engel: Mattheüs 1:20-23) om dat huwelijk te redden. Voor mensen die denken dat alles mogelijk is is niets een wonder — het wonder is juist dat het anders nooit gebeurt (Exodus 9:24, Exodus 10:14, Johannes 9:32); dat is de bewijskracht er van.
En wat het tweede punt betreft: als wij die verklaring niet kunnen aanvaarden moet daar een reden voor zijn. Enige van die redenen worden op de pagina's hier doordacht. Als er geen principiële bezwaren zijn moeten we de claim van een wonder aanvaarden of afwijzen op de merites van het bewijsmateriaal — wat geeft de kortste verklaring.
Tegenwerping (Wonderen een gatenoplossing):
Wonderen zijn natuurlijke gevolgen van bovennatuurlijke oorzaken — maar wij kunnen het bovennatuurlijke niet waarnemen! Alles wat wij hebben is een gevolg zonder bekende oorzaak.
Antwoord:
((Te doen. Wij kunnen God kennen in zoverre Hij Zich openbaart, want die openbaring is in laatste instantie natuurlijk. Relationeel weten leidt altijd een immateriële oorzaak af uit materiële gevolgen — niemand weet op andere wijze dat iemand van hem houdt. Soms is bewijsbaar dat een natuurlijke oorzaak niet mogelijk is.))

((Te doen.))

Het argument uit persoonlijk ongeloof.

Herbouwen: een pagina over wonderen, met een lijst van verwijzingen: wonderen zijn mogelijk, herkenbaar, ‥, feitelijk. Die pagina's komen dan elders, onder de respectieve onderwerpen.

Onder B-tijd is het deïsme een vreemd geloof: God schept een wereld, maar handelt slecht aan één uiteinde ervan.

Sommigen verwerpen wonderclaims tenzij ze „wetenschappelijk” herhaalbaar zijn — en verwerpen het wonderbaarlijke ervan als ze dat zijn, want wat herhaalbaar is is gewoon een natuurwet.