Zijn wonderen onmogelijk?

Tegenwerping (Natuurwetten verhinderen wonderen):
Omdat ze lijnrecht tegen de natuurwetten ingaan zijn wonderen onmogelijk.
Antwoord:
Dat zijn twee uitspraken, en de eerste kan weer op (minstens) twee manieren worden uitgelegd.
Als we aannemen dat het universum zich aan bepaalde regels houdt, kunnen we die regels „absolute natuurwetten” noemen. De benaderingen daarvan die wij geformuleerd hebben zijn dan de „relatieve natuurwetten”. De vraag of wonderen tegen absolute natuurwetten ingaan zal ik verderop behandelen.
Relatieve natuurwetten zijn samenvattingen van observaties. Wij zien een zaken wel omlaagvallen, maar niet opstijgen, en als wij dat vaak genoeg zien formuleren wij de natuurwet dat alle dingen omlaagvallen. Uit veel van dergelijke wetten vatten wij weer fundamentelere wetten samen, en zo komt onze natuurwetenschappelijke kennis tot stand. Zo'n wet betekent dus niets anders dan dat we zelden of nooit het omgekeerde hebben waargenomen. Mensen uit de middeleeuwen zouden een heliumballonnetje als een wonder hebben beschouwd — als een mirakel. Er is niets problematisch aan de gedachte dat gebeurtenissen — wonderen of niet — tegen relatieve natuurwetten ingaan.
Natuurwetten moeten worden geformuleerd in overeenstemming met de gevonden feiten — niet andersom!
Als God meester is over het universum, dan mogen we aannemen dat die natuurwetten aan Hem onderworpen zijn, en niet andersom — op dezelfde wijze dat de natuurwetten in mijn droom of mijn verhaal aan mij zijn onderworpen. Ik zie niet alleen geen reden waarom dat onmogelijk zou zijn, maar zou dat zelfs verwachten.
Tegenwerping (Wonderen verhinderen absolute natuurwetten):
Absolute natuurwetten maken wonderen onmogelijk.
Antwoord:
Dat hoeft helemaal niet. Allereerst is het al zo dat we dat nooit kunnen weten, want wij kennen alleen de relatieve natuurwetten. Een mier die langs een cadeaulint loopt kan de wet formuleren dat dat lint recht loopt — maar tenzij hij er langs komt kan hij nooit de strik midden op het pakje voorspellen, en als hij er wel langskomt zal hij die wellicht als anomalie zien, omdat het pakje zijn universum is. Wij die veel pakjes hebben gezien weten echter dat zo'n strik er bij hoort — sterker nog: dat het lint bestaat ten behoeve van de strik.
Op gelijke wijze kan de opstanding van Jezus „bij dit universum horen”, zonder dat wij daar ook maar iets van kunnen ontdekken (Prediker 8:17).
Een mogelijk beeld is dit: bij snelheden die de hoogst mogelijke snelheid — de lichtsnelheid — naderen, gelden de „gewone” natuurwetten niet meer. Hetzelfde is het geval bij de hoogst mogelijke massa — het zwarte gat. In beide gevallen is het niet zo dat de bestaande wetten ongeldig worden, enkel dat in radicaal andere omstandigheden aspecten van die wetten te voorschijn komen die we in het dagelijks leven niet opmerken. Hetzelfde zou kunnen gelden in de buurt van de hoogste mogelijke goedheid — Jezus: daar zijn genezingen en andere wonderen mogelijk die wij in het dagelijks leven niet ervaren.
Er kan ook een andere wet interfereren. De gans die iedere ochtend de boer verwelkomt omdat die voer komt brengen krijgt op Kerstochtend een grote schrik. Er wordt echter geen wet gebroken: een gans slachten gebeurt iedere Kerstochtend — alleen leeft geen gans lang genoeg om die wet te ontdekken.
Een andere mogelijkheid is dat het universum een open systeem is. ((Of dat de „wetten” feitelijk regels zijn. Daar een eigen pagina voor maken.))