Betekenis

Wil mijn denken iets betekenen, dan moet betekenis bestaan.

Er is slechts betekenis als er ideeën en gedachten bestaan die boven de mechanische wereld uitgaan. Een materieel brein kan een bepaalde constellatie hebben die overeenkomt met een bepaalde gedachte, maar als er geen geest is om die constellatie ook te interpreteren als gedachte blijft het een constellatie zonder meer. Weer vertaald naar de informatica: hoe complex een programma ook is, als er niemand is om de uitvoer te interpreteren blijven het gekleurde puntjes op een scherm. Pas de mens die naar dat scherm kijkt maakt van die puntjes bijvoorbeeld een medische diagnose, of een spannend spel.

Het probleem is dus heel wat erger dan dat je gedachten mogelijk niet kloppen: zonder geest hebben je gedachten zelfs geen betekenis! Stel, je speelt met je zus samen een Frans videospel, en daarin staan twee mensen heftig met elkaar te praten. Je zus zegt: „Oh, die hebben ruzie!”, maar jij antwoordt: „Welnee, ze zijn gewoon enthousiast. In Frankrijk praten mensen vaak zo.” Wie heeft er gelijk? Als jullie het over de intentie van de spelprogrammeur hebben misschien één van jullie, maar als jullie het over de poppetjes op het scherm zelf hebben geen van beiden: die bewegen gewoon, klaar. Misschien zit er in het programma een variabele die die heftigheid regelt, maar of die variabele dan enthousiasme of woede voorstelt is weer aan de programmeur en de spelers.

Betekenis (semantiek) is niet reducibel tot structuur (syntaxis). Om te kunnen denken moeten we een a priori geloof hebben in het bestaan van betekenis. Merk op dat betekenis op verschillende niveaus bestaat, overeenkomend met de syntactische categorieën: eigenschappen, objecten, beweringen, en zo voort. Betekenissen gaan verder dan de wereld: „de stelling van Pythagoras”, „marsmannetje”, „tegenspraak”, „het heelal bestaat niet” hebben alle een betekenis.

Overigens kent ons besef van betekenis een (zeer feilbare) psychologische ondersteuning.