Ons lichaam

Datgene wat ons verbindt met de wereld is ons lichaam. Het zijn onze ledematen die deze wereld beïnvloeden, en onze zintuigen die ons van die wereld kennis doen nemen. We kennen de wereld in de mate dat onze zintuigen betrouwbaar zijn, en we vertrouwen onze zintuigen ook — niet als onfeilbaar, maar als ons feitelijk omtrent die wereld inlichtend. Onze zinnen doen ons mededelingen die weliswaar mogelijk onjuist, maar niet betekenisloos zijn.

((Nog uit te werken.))

Nu volgt betekenis uit intentie. Als ik een plank vind waarin een tekst gekrast lijkt te zijn, kan ik pogen die tekst te lezen. Als ik vervolgens ontdek dat die krassen ontstaan zijn door houtparasieten (bijvoorbeeld een soort die zich ruwweg laat leiden door de houtnerf, waardoor het beeld van regels tekst ontstaat) zal ik die poging tot ontcijfering opgeven — tenzij ik weet of vermoed dat die wormen gestuurd zijn door achterliggend doelgericht proces. In dat laatste geloof lezen mensen theeblaadjes, speelkaarten, de vlucht van vogels, en allerlei andere verschijnselen.

Ik heb feitelijk de keuze: hetzij intentie aannemen en dan eventueel de boodschap (pogen te) lezen, hetzij die intentie ontkennen, en de vorm van de signalen aan het toeval toe te schrijven.

Welnu, in het geval van de signalen die onze zintuigen ons doen, doen wij het eerste: wij beschouwen ze als betekenisvolle mededelingen.

((Toe te voegen: terugkoppeling, ook evolutionaire, verschuift deze conclusie naar een hoger niveau, maar maakt haar niet onwaar.))

Mijn lichaam is geen instrument, want een instrument modificeert een lichamelijke handeling. Als mijn lichaam een instrument zou zijn zou mijn geest of ziel een lichaam zijn, en hebben we een oneindige regressie. Op een gegeven punt moeten we ophouden te objectiveren, omdat we anders nooit bij het subject uitkomen. Als ik een bloem ruik, worden moleculen omgezet in een geur, die geur in een geluksbelevenis — neen! Dat is die oneindige regressie. Ik geniet, maar er is geen objectief genot anders dan als taalkundige abstractie. (Zie de irreducibiliteit van het representeren.)

(Overigens: zou de bloem het omgekeerde doen? Een geluk wordt omgezet in een geur, die geur in moleculen, ‥?)

Er is een (variërende) grens tussen mijzelf en de wereld, tussen de eerste en de derde persoon. Als ik fiets voel ik het takje onder mijn voorwiel, niet de stoten van het stuur tegen mijn handpalmen. Een visser kan de vis aan de lijn voelen — dat zijn gevallen waarin ons lichaamsbesef zich uitgebreid heeft. In andere gevallen kan mijn hand, of mijn oor, tot object worden. Eenzelfde onderscheid bestaat tussen het geloof (dat deel uitmaakt van mijn wezen) en de overtuiging (die als instrument in een redenering kan opduiken). Een tussenvorm tussen zijn en hebben is de gehechtheid: dingen die niet mijzelf zijn, maar die toch deel uitmaken van mijn identiteit, en zonder welke ik mij minder voel.

Immanentisme