Rede

Doordat ik alles ben wat bestaat, ben ik ook de bron van de waarheid — ik ben een soevereine geest. Mijn vertrouwen in de rede is dus gerechtvaardigd, want het hele begrip „zich vergissen” is betekenisloos — dat zou immers betekenen dat mijn gedachten niet overeenkwamen met de werkelijkheid, en mijn gedachten zijn nou juist de hele werkelijkheid.

Een epistemisch interessante situatie ontstaat als ik denk dat ik mij vergis. Ik heb dan namelijk geen ongelijk.

Overigens kan een solipsist zich natuurlijk wel vergissen in de solipsitische gedachte zelf: als er wel een onafhankelijke buitenwereld bestaat, en ik geloof van niet, dan heb ik het simpelweg mis. Pas als die solipsistische gedachte op zich correct is ontstaat de hier beschreven soevereine-geestsituatie.

Rationele regels brengen ons tot het solipsisme — bij voorbeeld de regel dat we niets moeten aannemen waar we geen evidentie voor hebben. Maar als het solipsisme waar is zijn die regels niet absoluut, maar onderworpen aan mijn grillen. Dit is dus een argumentum ad hominem.