Transcendent nihilisme

Het geloof dat er geen transcendente geest bestaat wordt gedeeld door het solipsisme en het immanentisme. Dit vraagt om een verklaring van het zo algemeen voorkomende geloof in goden, en meer speciaal van het zo wijd verbreide Christendom. (Zie ook de neurologische en psychologische verklaringen.)

Bewijzen voor een transcendent nihilisme kunnen getoetst worden met de contraire toets.

Tegenwerping (Onjuiste bronnen):
De vraag of er een transcendente geest bestaat is logisch onafhankelijk van de vraag waardoor mensen in zo'n geest geloven. Het feit dat mensen in overweldigende meerderheid religieus zijn zegt niets over het bestaan van een transcendente geest, zeker niet als andere oorzaken van die religiositeit worden gevonden.
Antwoord:
Inderdaad zijn beide logisch onafhankelijk, en een wereld waarin niemand de minste neiging had in een transcendente geest te geloven kan er niettemin één hebben, zoals gemakkelijk is te bewijzen door zo'n wereld te dromen. Een bewijs in omgekeerde richting is moeilijker. Als een wereld zonder transcendente geest onmogelijk is, is de bewering triviaal waar, tenminste onder formele implicatie. Als zo'n wereld wel mogelijk is, hoe kunnen we dan weten hoe zo'n wereld er uit zou kunnen zien? De enige voorgestelde kandidaat voor een dergelijke wereld is onze leefwereld — als daarvan zou kunnen worden bewezen dat ze geen transcendente geest heeft is de bewering waar.
In dat geval is ze echter ook irrelevant. In de tegenwerping wordt ze gebruikt om argumenten vóór God onderuit te halen, maar als er een sluitend bewijs voor het niet bestaan van God is, is dat onderuithalen onnodig geworden.
Dit is wellicht het duidelijkst te zien als we het argument veralgemeniseren: Tenzij er causale invloed van geest op materie bestaat heeft iedere overtuiging een volledig mechanische verklaring, een verklaring in termen van mechanisme. (Hier nemen we mechanisme in een ruime zin, die alle causaliteit en ieder eventueel bestaand bruut feit, mochten die bestaan, omvat.) Daarmee zeggen die overtuigingen niets over hun waarheid, en ieder argument voor het tegendeel valt zelf ten prooi aan dit bezwaar voordat het tot weerlegging ervan zou kunnen leiden: onze overtuiging dat het argument klopt heeft evenzeer een rein mechanische verklaring.

„True beliefs are effects no less than false. In this respect magic and mathematics are on a level.” — Arthur James Balfour, Theism and Humanism.