Geven

Bezit is ons door God in bruikleen gegeven om weg te kunnen geven.

Mattheüs 19:16-21
En zie, iemand kwam tot Hem en zeide: Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Een is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden. Hij zeide tot Hem: Welke? Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De jongeling zeide tot Hem: Dat alles heb ik in acht genomen; waarin schiet ik nog te kort? Jezus zeide tot hem: Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij.
Marcus 10:17-21
En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel op de knieen en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beerven? En Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. Gij kent de geboden: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, gij zult niet ontvreemden, eer uw vader en moeder. Hij zeide tot Hem: Meester, dat alles heb ik in acht genomen van mijn jeugd af. En Jezus, hem aanziende, kreeg hem lief en zeide tot hem: Één ding ontbreekt u, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemel hebben, en kom hier, volg Mij.
Lukas 18:18-27
En een hooggeplaatst man vroeg Hem en zeide: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. Gij kent de geboden: Gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en moeder. Hij zeide: Dat alles heb ik van jongs af in acht genomen. Toen Jezus dat hoorde, zeide Hij tot hem: Nog één ding komt gij te kort: verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen, en kom hier, volg Mij.
Lukas 12:33a
Verkoopt uw bezittingen om aalmoezen te geven.
1 Timotheüs 6:17-19
Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.
Hebreeën 13:16
En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.
Jakobus 1:27a
Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk

Rijk blijven is Christelijk gezien ook onmogelijk zonder zonde.

Marcus 14:7
De armen hebt gij immers altijd bij u en gij kunt hun weldoen, wanneer gij maar wilt; maar Mij hebt gij niet altijd.
Lukas 3:10-11
En de scharen vroegen hem, zeggende: Wat moeten wij dan doen? Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo.
Jakobus 4:17
Als iemand dan weet goed te doen en het niet doet, is het hem tot zonde.

God wil niet dat we slechts onze overvloed (dat wat overvloeit, wat we niet zelf nodig hebben) geven. Gods normen zijn absoluut.

Jesaja 58:10
wanneer gij de hongerige schenkt wat gij zelf begeert en de verdrukten verzadigt, dan zal in de duisternis uw licht opgaan en uw donkerheid zal zijn als de middag.
Marcus 12:41-44
En Hij ging tegenover de offerkist zitten en zag met aandacht, hoe de schare kopergeld wierp in de offerkist. En vele rijken wierpen er veel in. En er kwam een arme weduwe, die er twee koperstukjes in wierp, dat is een duit. En Hij riep zijn discipelen en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen, die er iets in geworpen hebben. Want allen hebben erin geworpen van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede erin geworpen, al wat zij had, haar ganse levensonderhoud.
Lukas 21:1-4
Toen Hij opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de offerkist werpen. Hij zag ook een behoeftige weduwe twee koperstukjes daarin werpen, en zeide: Waarlijk, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft meer dan allen daarin geworpen. Want deze allen hebben van hun overvloediets bij de gaven geworpen, maar zij heeft van haar armoedehaar ganse levensonderhoud erin geworpen.

Onze liefde blijkt namelijk in vrijgevigheid.

2 Korinthiërs 8:7-8
Welnu, zoals gij in alles overvloedig zijt, in geloof, in spreken, in kennis, in volkomen toewijding en in de liefde, die van ons tot u uitgegaan is, zo weest dan ook in dit liefdewerk overvloedig. Ik geef dit niet als een bevel, maar ik tracht aan die toewijding van anderen ook de echtheid uwer liefde te toetsen.