De gave van het leraarschap

Hebreeën 5:12
Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoordet te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig (en) geen vaste spijs.
Jakobus 3:1
Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers, dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden.

Het leraarschap omvat mogelijk twee gaven: wijsheid en kennis. Tegenover de aanstelling als leraar staan namelijk die twee Geestesgaven.

1 Korinthiërs 12:8
Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest;

En natuurlijk zijn er dan valse leraren.

1 Timotheüs 1:6-7
Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat; zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken.
2 Timotheüs 3:6-7
Want tot hen behoren zij, die zich in de huizen indringen en vrouwtjes weten in te palmen, die met zonden beladen zijn en gedreven worden door velerlei begeerten, die zich te allen tijde laten leren, zonder ooit tot erkentenis der waarheid te kunnen komen.
(Het deel vanaf „die met zonden” slaat grammaticaal terug op ‚vrouwtjes’, niet op de indringers. Het zijn dus de vrouwen die zich tevergeefs door deze valse leraren laten leren.)
2 Timotheüs 4:3-4
Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren.
2 Petrus 2:1
Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend.

Voor leringen is er de test: komt de leer overeen met de Schrift?

Handelingen 17:10
Maar de broeders zonden terstond in de nacht Paulus en Silas naar Berea, die, daar aangekomen, naar de synagoge der Joden gingen; en dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen of deze dingen zo waren.
Romeinen 16:17-18
Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen.
Openbaring 2:2
Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden.