De gave der profetie

Profetische leiding kan op verschillende wijzen ontvangen worden.

Numeri 12:6
Toen zeide Hij: Hoort nu mijn woorden. Indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht {marah} aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem.
Jeremia 23:28a
De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die mijn woord heeft spreke mijn woord naar waarheid;
Hosea 12:10
En Ik zal tot de profeten spreken en Ik zal veel gezichten geven, en door de dienst van profeten zal Ik in gelijkenissen spreken.
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien.
Handelingen 2:17
En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen:

God kan ook zwijgen — meestal als gevolg van zonde.

Klaagliederen 2:9
Haar poorten zijn in de aarde verzonken, haar grendels heeft Hij vernield en verbroken; haar koning en haar vorsten bevinden zich onder de volken, wetsonderricht is er niet meer; ook vinden haar profeten geen gezicht bij de Here.
Ezechiël 7:26z
Zij zullen een gezicht begeren van een profeet, aan de priester zal een aanwijzing ontbreken en raad aan de oudsten.
Ezechiël 20:3
Mensenkind, spreek met de oudsten van Israël en zeg tot hen: zo zegt de Here Here: zijt gij gekomen om Mij te raadplegen? Zo waar Ik leef, Ik laat Mij door u niet raadplegen, luidt het woord van de Here Here.
Micha 3:6-7
Daarom zal het nacht voor u worden, zonder gezicht; duisternis, zonder waarzegging; de zon zal ondergaan over de profeten, en de dag zal over hen verdonkerd worden. En de zieners zullen beschaamd worden, en de waarzeggers teleurgesteld, en zij zullen allen de bovenlip omwinden, omdat er geen antwoord Gods komt.
Zie ook
Johannes 9:31, Jakobus 4:3.

Daar kan men goed of verkeerd op reageren.

1 Samuël 14:37-38
Saul vroeg aan God: Zal ik de Filistijnen achternatrekken? Zult Gij hen in de macht van Israël geven? Maar op die dag antwoordde Hij hem niet. Toen zeide Saul: Komt hierheen, alle gij hoofden van het volk; onderzoekt en ziet, waardoor deze schuld heden ontstaan is.
1 Samuël 28:6-7a
En Saul vroeg de Here, maar de Here antwoordde hem niet, noch door dromen noch door de Urim noch door de profeten.
Toen zeide Saul tot zijn dienaren: Zoekt mij een vrouw die geesten van doden kan bezweren; dan wil ik naar haar toe gaan en haar raadplegen.