De ziel als teleenheid

Omdat de ziel de mens tot in-dividu, tot ondeelbare eenheid maakt, is het redelijk zielen te tellen. Dit gebruik is kenmerkend voor Mozes.

Genesis 46:15z
Het gehele zielental van zijn zonen en dochters was drieëndertig.
Numeri 31:40
en de{r} mensen {zielen} zestienduizend en hun schatting voor de Here tweeëndertig {zielen}.
Numeri 31:46
en de{r} mensen {zielen} zestienduizend.
1 Kronieken 5:21
Zij voerden hun kudden weg: vijftigduizend kamelen, tweehonderdvijftigduizend schapen, tweeduizend ezels, benevens honderdduizend {zielen der} mensen,

Daarmee wordt die ziel dan al gauw tot pars pro toto voor de mens.

Genesis 46:18
Dit waren de zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven had, en zij baarde dezen aan Jakob; zestien zielen.
Genesis 46:22
Dit waren de zonen van Rachel, die aan Jakob geboren werden, het gehele zielental veertien.
Genesis 46:25-27
Dit waren de zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had, en zij baarde dezen aan Jakob, het gehele zielental zeven. Alle personen die met Jakob naar Egypte kwamen, zijn afstammelingen, behalve de vrouwen der zonen van Jakob, het gehele zielental was zesenzestig. En de zonen van Jozef, die hem in Egypte geboren waren, waren twee in getal. Het gehele getal der zielen van het huis van Jakob, die naar Egypte kwamen was zeventig.
Exodus 1:5a
De afstammelingen van Jakob waren zeventig zielen in het geheel.
Exodus 12:4
Maar indien een gezin te klein is voor een stuk kleinvee, dan zullen hij en de naaste buurman van zijn gezin er een nemen, naar het aantal personen; gij zult bij het stuk kleinvee rekenen met ieders behoefte.
Exodus 16:16
Dit is wat de Here geboden heeft: verzamelt ervan naar ieders behoefte; ieder van u kan voor zijn tentgenoten een gomer per hoofd nemen, naar gelang van het zielental.
Deuteronomium 10:22a
Met zeventig zielen trokken uw vaderen naar Egypte,

Jeremia gebruikt deze stijlfiguur ook eenmaal.

Jeremia 52:28-30
Dit is het volk dat Nebukadressar in ballingschap heeft weggevoerd: in het zevende jaar drieduizend drieentwintig Judeeërs; in het achttiende jaar van Nebukadressar uit Jeruzalem achthonderd tweeëndertig zielen; in het drieentwintigste jaar van Nebukadressar voerde Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, van de Judeeers zevenhonderd vijfenveertig zielen in ballingschap weg; in het geheel vierduizend zeshonderd zielen.
Zie ook
Handelingen 2:41, Handelingen 7:14, Handelingen 27:37, 1 Petrus 3:20.