Vormen van wils­vrijheid

Het begrip „vrije wil” heeft nogal wat betekenissen, dus het is goed die afzonderlijk te beschouwen.

Gods erkentenis van de wilsvrijheid ook: Genesis 4:6-10, Jesaja 1:18-20, Jesaja 43:26, Johannes 7:16.

Verder de plaatsen waar God de mens opdraagt te kiezen: Deuteronomium 11:13, Deuteronomium 30:19, 2 Samuël 24:12, 1 Kronieken 21:11-13, enz.

God stelt de mens op de proef (hetgeen niet zo zinvol zou zijn als die mens geen vrije keuze had).

Genesis 22:1
Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef stelde. Hij zeide tot hem: Abraham, en deze zeide: Hier ben ik.
Deuteronomium 8:2
Gedenk dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden.
Deuteronomium 8:16
die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wel te doen.
Deuteronomium 13:1-3
Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand, die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen; dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren; want de Here, uw God, stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Richteren 2:20-22
Wanneer dan de toorn des Heren ontbrandde tegen Israël, zeide Hij: Omdat dit volk het verbond heeft geschonden, dat Ik hun vaderen opgelegd had, en omdat zij niet geluisterd hebben naar mijn stem, zal Ik ook geen van de volken die Jozua bij zijn dood heeft overgelaten, meer voor hen uit wegdrijven om door hen Israël op de proef te stellen, en te zien of zij al dan niet de weg des Heren zouden houden, door daarop te wandelen, zoals hun vaderen gedaan hebben.
Richteren 3:4
Zij toch waren ertoe bestemd, dat Hij door hen Israël op de proef zou stellen, om te weten, of zij zouden luisteren naar de geboden, die de Here hun vaderen door de dienst van Mozes geboden had.
2 Kronieken 32:31
Ter gelegenheid van het gezantschap, dat de vorsten van Babel tot hem gezonden hadden om naar het wonderteken dat in het land geschied was, te vragen, was het aldus: God verliet hem om hem op de proef te stellen, teneinde te weten alles wat in zijn hart was.

Als Gods wil altijd voor zou gaan op die der mensen zou niemand verloren gaan, want God wil dat allen gered worden.

Keuzen hebben gevolgen, ook niet gemaakte keuzen.

Jesaja 30:15
Want zo zegt de Here Here, de Heilige Israëls: Door bekering en rust zoudt gij verlost worden, in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn; maar gij hebt niet gewild.
Zie ook
Jeremia 17:24, Jeremia 17:27.