Vormen van theïsme

Nagenoeg alle theïsten geloven in de God van Abraham, Izaäk en Jacob.

Het existentiëel godsbewijs maakt Hem tot een persoon, zelfs tot de „Gij” bij uitstek, en kent Hem een absolute trouw toe, en een gerichtheid op persoonlijke relaties.

Tegenwerping (Anthropomorfisme dwaas):
Religieus anthropomorfisme is onaanvaardbaar. Goden die personen zijn, die een wil en een doel hebben, blij of verdrietig zijn — het is zo overduidelijk projectie van de mens. Daarmee is de idee van een Persoonlijk God onredelijk: als olifanten een god hadden zouden ze die met een slurf voorstellen. Wij zien onze intelligentie en persoonlijkheid als onze hoogste eigenschappen, en dus projecteren we die op God. Waarom zou God in onze aardse categorieën passen?
Zoals Xenophanes schreef: „Als ossen en leeuwen handen hadden en schilderen konden zouden ze de goden ongetwijfeld als ossen en leeuwen afbeelden”.
Antwoord:
Projectie is één verklaring, maar het kan ook de taal zijn waarin bepaalde waarheden gegoten moeten worden willen ze voor ons begrijpelijk zijn (synkatabasis). De natuurwetenschappen doen iets vergelijkbaars als ze alles vertalen in mechanomorfisme en dus in causaliteit. Waar causaliteit niet voldoet heerst „toeval”, want een ander model is er niet. Veel zaken (inclusief het ontstaan van deze tekst) zijn veel gemakkelijker teleologisch dan causaal te verklaren, maar dat valt buiten het mandaat van de natuurwetenschap.
Op gelijke wijze is met anthropomorfisme en anthropopathisme gekozen voor een bruikbare taal om zaken die het transcendente betreffen te beschrijven — we zouden niet eens weten hoe dat causaal te doen, want we weten niet of causaliteit transcendent wel bestaat. Anthropomorfisme is het hoogste zijnsniveau dat wij kunnen bevatten, en daardoor het beste dat wij hebben om God, die weliswaar op een onvergelijkelijk hoger zijnsniveau bestaat, te begrijpen. Door God persoonlijk te noemen zeggen wij dat Hij zeker niet subpersoonlijk is, en dat Hij in staat is tot een relatie.
Honden zien ons als bezield, omdat ze zich daarboven niets kunnen voorstellen — niet onjuist, maar bepaald niet de hoogste vorm waarin wij bestaan.
In Leo Tolstojs woorden: „Ik bid tot een persoonlijk God, niet omdat God persoonlijk zou zijn (ik weet dat Hij als Hij onbegrensd is dat niet kan zijn), maar omdat ik zelf persoonlijk en begrensd ben. Als ik een groene bril draag zie ik alles groen, hoewel ik heel goed weet dat de wereld niet groen is.” (Dagboek.)

((Te doen.))

De tegenwerping heeft wel kracht jegens bepaalde subhumane voorstellingen (zoals theriomorfie en therianthropie).