Inleiding

Voordat we de individuele heilsgeloven beschouwen is het nuttig enige zaken te overdenken die voor al deze geloven gelden.

Tegenwerping (Wetenschap weerlegt Godshypothese):
Ieder natuurwetenschappelijk experiment gaat uit van de implicieten aanname „Er is geen God die ingrijpt” — en telkens weer wordt die aanname bevestigd, doordat het experiment volgens de naturalistische regels verloopt. De hypothese dat er geen God is die ingrijpt is verreweg de best door experimenten bevestigde veronderstelling.
Antwoord:
((Te doen: een betrouwbare God biedt anthropische regelmaat; al die experimenten bevestigen dat God betrouwbaar, en niet capricieus is. Van een aanvaardbaar wereldbeeld mogen we niet anders verwachten. Enkel wie ten onrechte gelooft dat gebeds­verhoring, wils­vrijheid, wonderen, en al dergelijke zaken noodzakelijk natuurwetten breken kan hierin een weerlegging van het theïsme zien.))

((Te doen.))

Atheïsten onderscheiden soms twee mogelijke bases voor geloof: startpunt of eindpunt. Startpunt­gelovers kijken naar de wereld vanuit hun geloofsovertuiging, en eindpunt­gelovers vinden hun geloofsovertuiging door te kijken naar de wereld. Dit is natuurlijk zowel overgesimplificeerd en onvolledig — het erkent bijvoorbeeld niet het werk van de Heilige Geest die geloof kan bewerkstelligen. Ergens een vollediger en grondiger indeling maken, en de onvolledigheid ook daarvan a priori erkennen.