De positie van de heiden in het Nieuwe Verbond

God maakt geen onderscheid tussen heidenen en Joden. (Ook onder het oude verbond kon iedere heiden die dat wilde Jood worden, dus zij waren niet buitengesloten.)

Johannes 10:16
Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.
Johannes 11:51-52
Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen.
Romeinen 3:21-24
Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
Romeinen 3:29-30
Of is God alleen de God der Joden? Niet ook der heidenen? Zeker, ook der heidenen. Indien er namelijk een God is, die de besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het geloof.
Romeinen 9:24
En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen,
Romeinen 10:12-13
Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.
1 Korinthiërs 7:19
(Want) besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wel het houden van Gods geboden.
Galaten 5:6
Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende.
Efeziërs 3:6
(dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie,

Alleen temporeel gaan de Joden voor.

Romeinen 1:16
Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.
Romeinen 2:9-10
Verdrukking en benauwdheid (zal komen) over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek; maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek.