Theodicee

Een theodicee is een rechtvaardiging van God in het licht van beschuldigingen van onrechtvaardigheid. Hoewel de spotter altijd weer met nieuwe beschuldigingen kan opkomen, kan een theodicee aan de oprechte zoeker een beter begrip van God, en daarmee rust in het hart, geven.

Was God rechtvaardig jegens Ezau toen die de hem oorspronkelijk toekomende zegen niet kreeg? Ja, want hoewel Ezau die zegen onder tranen zocht, vond hij daarbij geen plaats voor berouw.

Genesis 27:38
Daarop zeide Esau tot zijn vader: Hebt gij slechts deze ene zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Esau verhief zijn stem en weende.
Hebreeën 12:16-17
Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.
(Het „het” is misleidend: in het Grieks kan het woord op zowel zegen als berouw terugslaan; de uitroep van Esau („Zegen mij”, niet „Vergeef mij”) toont echter dat het op de zegen sloeg, en in Genesis 27:41 blijkt dat Esau naar zijn wrok wil handelen.

Was God rechtvaardig jegens al diegenen die gedood zijn, bijvoorbeeld tijdens de zondvloed? Ja, want Hij heeft hen alsnog een kans gegeven het Evangelie te horen en aan te nemen.

Johannes 5:25-29
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven. Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf. En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.
(Om te voorkomen dat ‚doden’ figuurlijk zou worden opgevat, herformuleert Jezus „die in de graven zijn”.)
1 Petrus 3:18-20
Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest, in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden.
(Mogelijk zijn degenen die gehoor gaven de ‚krijgsgevangenen’ uit Efeziërs 4:8.)
1 Petrus 4:6
Want daartoe is ook aan doden het evangelie gebracht, opdat zij wel, naar de mens, wat het vlees aangaat, zouden geoordeeld worden doch, naar God, wat de geest betreft, zouden leven.
(Ook hier moet ‚doden’ in de letterlijke zin worden gelezen — immers de ‚levenden’ in figuurlijke zin worden niet geoordeeld, in tegenspraak met 1 Petrus 4:5.)

Dit gegeven roept ons op terughoudend te zijn met uitspraken over wat er gebeurt met hen die nu sterven zonder het evangelie gehoord te hebben — Gods plan is rijker dan wij kunnen zien.

Zie ook de pagina's over verkiezen en over verstokken, en het werk van de duivel in Judas.

Het is ook belangrijk onderscheid te maken tussen wat God doet en wat mensen aan God vragen te doen (Psalmen 137:7-9, Jeremia 18:21-23): vaak een toepassing van het „oog om oog” overigens. Soms gaat het hier om een afreageren om zo zelf goed te kunnen blijven: in plaats van mijzelf te wreken wentel ik het op de Here.