De gevaarlijke traditie

Wij mensen hebben altijd weer de neiging het ‚geloof der vaderen” aan te hangen, in plaats van het juiste geloof. Het is zoveel gemakkelijker mee te lopen in de tradities van onze kerk dan zelf die worsteling met de Schrift aan te gaan.

Mattheüs 15:1-9
Toen kwamen uit Jeruzalem Farizeeën en schriftgeleerden tot Jezus en vroegen: Waarom overtreden uw discipelen de overlevering der ouden? Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering [zelfs] het gebod Gods? Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren. Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
Marcus 7:1-13
En de Farizeeën verzamelden zich bij Hem met sommige van de schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren. En toen zij zagen, dat sommige van zijn discipelen met onreine, dat is ongewassen, handen hun brood aten (want de Farizeeën en al de Joden eten niet zonder eerst een handwassing verricht te hebben, daarmede vasthoudende aan de overlevering der ouden, en van de markt komende eten zij niet dan na zich gereinigd te hebben; en vele andere dingen zijn er, waaraan zij zich volgens overlevering houden, bijvoorbeeld het onderdompelen van bekers en kannen en koperwerk), toen vroegen de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen uw discipelen niet naar de overlevering der ouden, maar eten zij met onreine handen hun brood? Maar Hij zeide tot hen: Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban dat is, offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen. En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.
Lukas 5:36-39 (zie ook Mattheüs 9:16-17, Marcus 2:21-22).
Hij sprak ook een gelijkenis tot hen: Niemand scheurt een lap van een nieuw kledingstuk af om die op een oud kledingstuk te zetten. Anders zal hij niet alleen het nieuwe scheuren, maar de lap van het nieuwe zal ook niet passen bij het oude. En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de jonge wijn de zakken scheuren en weglopen en de zakken gaan verloren; maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. En niemand, die oude gedronken heeft, wil jonge, want hij zegt: De oude is voortreffelijk.
(Jezus verwijt de Joden hier dat zij Hem in het oude systeem willen invoegen. Hij vergelijkt het aanhangen van dat oude systeem met de voorliefde van de drinkebroer voor oude, sterk alcoholische, wijn — een pijnlijke steek jegens de Farizeeën en schriftgeleerden — en geeft aan dat het nieuwe te sterk is voor het oude, en het zou vernielen.)

Mensen die zich aan allerlei zulke regeltjes houden kijken vaak neer op hen die dat niet doen; toch zijn zijzelf juist de tuchtelozen!

Titus 1:10-2:1
Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn. Men moet hun de mond snoeren, daar zij gehele gezinnen ondersteboven keren en, om oneerlijke winst te maken, onbehoorlijke dingen leren. Iemand uit hun kring, hun eigen profeet, heeft gezegd: Leugenaars zijn de Kretenzen altijd, beesten en vadsige buiken. Dit getuigenis is waar. Daarom, weerleg hen kortweg, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof, en niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van de waarheid afkeren. Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het denken als het geweten besmet. Zij belijden wel, dat zij God kennen, maar met hun werken verloochenen zij Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoorzaam zijn en niet deugen voor enig goed werk. Maar gij, kom uit voor hetgeen met de gezonde leer strookt.

Slechts Gods woord mag bron zijn voor ons geloof:

Jesaja 8:20
Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.
Kolossenzen 2:16-23
Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is. Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken, terwijl hij zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en samengehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt. Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen: raak niet, smaak niet, roer niet aan; dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen. Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid met zijn eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde [en dient slechts] tot bevrediging van het vlees.

Zoek nooit Gods wil en wet in buitenBijbelse geschriften! Die zijn ongeïnspireerd en dus net zo bedrieglijk als de mens zelf:

Jeremia 8:8
Hoe durft gij zeggen: Wij zijn wijs en de wet des Heren is bij ons? Voorwaar, zie, bedrieglijk heeft de leugenpen der schrijvers die vervaardigd!

Dit geldt ook voor Bijbelse leringen die niet van ons verbond zijn:

Galaten 4:7-11
Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God. Maar in de tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het in wezen niet zijn. Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb.

(Eerst de Bijbel lezen, dan pas commentaren, en dan ook — en juist — commentaren van groepen waar men niet bij hoort, om niet meteen in de sleur van de bekende uitleg te vallen en daardoor andere mogelijkheiden te missen.)