Het keer­vers

Een keervers is een herhaald deel in een lied. Zo is er een keervers in het Hooglied.

Hooglied 2:7
Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem, bij de gazellen of bij de hinden des velds: wekt de liefde niet op en prikkelt haar niet, voordat het haar behaagt.
Hooglied 3:5
Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem, bij de gazellen of bij de hinden des velds, wekt de liefde niet op en prikkelt haar niet, voordat het haar behaagt.
Hooglied 8:4
Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem, waarom wilt gij de liefde opwekken en prikkelen, voordat het haar behaagt?
(Hier is tegelijk sprake van een climax of versterking: blijkbaar luisteren de dochters van Jeruzalem niet naar haar goede raad.)

David kent een climax van stijgend godsvertrouwen.

Psalmen 62:2-3
Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen.
Psalmen 62:6-7
Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen.

Een keervers als vaste afsluiting van een groter geheel (het couplet) heet een refrein. Zo'n refrein staat in de — ten onrechte opgebroken — Psalm 42-43.

Psalmen 42:6
Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!
Psalmen 42:12
Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!
Psalmen 43:5
Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!

Psalm 107 kent een keervers met vrije variatie — na een vaste aanhef is het einde steeds anders. (Let ook op de vaste couplet aanhef „Er waren” in Psalmen 107:4, Psalmen 107:10, Psalmen 107:17 en Psalmen 107:23.)

Psalmen 107:8-9
Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen, omdat Hij de dorstende ziel heeft gelaafd en de hongerende ziel met het goede vervuld.
Psalmen 107:15-16
Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen, omdat Hij koperen deuren heeft verbroken en ijzeren grendels verbrijzeld.
Psalmen 107:21-22
Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen; dat zij lofoffers offeren en zijn werken met gejubel vertellen.
Psalmen 107:31-32
Dat zij de Here loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen; dat zij Hem verhogen in de gemeente des volks, en Hem loven in de raad der oudsten.

Een lied waarin op ieder vers een keervers ten antwoord wordt gezongen vers heet een beurt­zang. Een voorbeeld hiervan is het keervers op de goedertierenheid in Psalm 136. Uitleg over hoe er gezongen werd vinden we in het lied van Mozes en Miriam.

Exodus 15:20-21
Toen nam Mirjam, de profetes, de zuster van Aaron, de tamboerijn in haar hand, en alle vrouwen gingen achter haar aan met tamboerijnen en in reidansen. En Mirjam zong hun ten antwoord: Zingt de Here, want Hij is hoog verheven; het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee.

Hier is waarschijnlijk bedoeld: na ieder vers van Mozes antwoordden de vrouwen gezamelijk met het gegeven vers.