Feitigheid en vrijheid

((Nog te doen.))

Feitigheid of facticiteit benoemt het gegeven dat wij staan in en tegenover een wereld die zich niet naar onze hand laat zetten. Sommige zaken zijn onwrikbaar: ik ben nou net uitgerekend ik; momenteel is het nu; de wereld is zo en zo. Ik heb maar één perspectief binnen deze wereld; ik kan niet kiezen, en dit perspectief vergt een antwoord van mij (bv. wel of geen onderduikers accepteren).

Tegenover de feitigheid staat de vrijheid, de mogelijkheid steeds weer binnen die feitigheid (dus ook en juist hier en nu) mijn eigen keuzen te maken.

Feitigheid en vrijheid beperken elkaar ⇒ geworpenheid (Martin Heidegger), eindigheid. Ik besta binnen mijn lichaam, met zijn plaatsbeperking en tijdsbeperking (de spanne van geboorte tot dood). Binnen die bewust beleefde grenzen (dus niet de dood ontkennen en verstoppen om er niet aan te hoeven denken) kan en moet ik mijn authentieke existentie leven. Het moderne leven kent een morbide doodsmijding: jeugdigheid als ideaal, zieken en gebrekkigen wegstoppen, de dood kliniseren.