Theïsme

Theïsme is het geloof in een transcendente Schepper die zich ook na de schepping nog met de wereld bemoeit of bemoeid heeft. God is dus Schepper en Onderhouder van èn Ingrijper in de wereld.

Theoretisch is het mogelijk dat God wel in de wereld ingrijpt, maar nooit zo dat wij dat kunnen merken. Zo'n positie, waarin niemand ooit iets merkt van een openbaring, leiding, wonder of relatie, is van ons uit gezien niet wezenlijk verschillend van het deïsme, en zullen wij hier verder niet behandelen. Een variant hiervan is dat God zich aan één of enkele uitverkorenen openbaart en niet aan de rest van de mensheid — ook in dat geval gelden alle bezwaren tegen het deïsme waar het die anderen betreft.

Een voluit theïstisch God is dus merkbaar in de wereld; Hij laat er sporen achter die in principe door een ieder gevonden kunnen worden. We mogen dan verwachten dat dergelijke sporen ook intersubjectief kenbaar zullen zijn — dat mensen die sporen in zekere zin kunnen delen. Een openbaring aan mij mag individueel zijn, maar een ander kan een vergelijkbare openbaring hebben en de mijne herkennen als ik die met hem deel.

((Te doen:))

God openbaart Zich zó, dat wij onze ervaringen nooit kunnen delen, of nooit in elkaar kunnen herkennen.

Een vereiste voor een theïstische Godskandidaat is dus dat er in de wereld mededeelbare sporen van Hem te vinden zijn. Afwezigheid van dergelijke sporen maakt de kandidaat onaanvaardbaar.

De gewone vorm van theïsme is mono­theïsme. Heno­theïsme is de immanente leer dat er maar één immanent wezen de titel „god” draagt. Mono­latrie is de praktijk slechts één der immanente goden te vereren. Ander theïsme dan monotheïsme komt voor, maar is incoherent.