Subjectivisme

Als waarheid subjectief is, zijn er in principe twee mogelijkheden: ofwel ik ben meester van mijn waarheid, ofwel ik ben dat niet. Als ik meester ben van mijn waarheid is mijn waarheid gelijk aan mijn overtuiging, zijn mijn overtuigingen noodzakelijk altijd juist. Dat levert een vorm van solipsisme op, want alle anderen zijn onderworpen aan mijn waarheid. Daarmee is die waarheid niet meer relatief, maar juist volkomen absoluut.

Als ik geen meester ben van mijn waarheid is die waarheid objectief voor mij. Wij kunnen het erover eens zijn wat de waarheid is voor mij en voor jou (ook al zijn die twee waarheden verschillend), en we kunnen ons in dat opzicht eventueel vergissen. Daaruit blijkt dat hier in wezen sprake is van een herdefinitie: dat „het eens zijn” betreft wat in klassieke zin „waarheid” wordt genoemd, en wat hier „waarheid” wordt genoemd is iets anders, dat nog nader onderzoek behoeft. Hoe dat ook zij, die „klassieke waarheid” is betrouwbaar.

Tegenwerping (Rede psychologisch):
Rede is gewoon een psychologische eigenschap van de mens, daar zit niets absoluuts achter. ((Toevoegen: rede zoekt geen waarheid, maar psychologische ontlading. Als ik mij kan verontschuldigen, of een reden kan vinden voor mijn gedrag, maakt dat mijn leven draaglijker. Antwoord: Wel, als het je leven draaglijker maakt dat te denken‥))
Antwoord:
Dat wij een vermogen tot redeneren hebben staat buiten kijf. Wij kunnen echter van iedere redenering vragen of zij klopt, en dat betekent dat wijzelf niet de finale arbiter zijn van de rede. Er is een waarheidsbegrip dat boven ons redeneervermogen uitgaat, en waar dat vermogen op gericht is. (Daardoor kunnen wij ons redebesef ook scheiden van ons redegevoel.)
Tegenwerping (Rede relatief):
Rede is relatief, conventioneel.
Antwoord:
Dan is het antwoord op de vraag of er een externe wereld bestaat dus ook relatief: voor mij bestaat die wellicht, voor jou niet (en ik besta dan voor jou ook niet). Als er nog enige communiceerbare betekenis is betekent dat dat die wereld in objectieve zin niet bestaat: het solipsisme. Maar als ik de enige ben die bestaat, is mijn mening per definitie de waarheid, en is er dus geen sprake van relativisme.
Tegenwerping (Geloof in plaats van waarheid):
Het doet er niet toe wat je gelooft, als je het maar oprecht en volkomen gelooft.
Antwoord:
Als het er niet toe doet wat ik geloof met betrekking tot zaken als kindermishandeling, slavernij, of de waarde van twee plus twee, dan ((te doen)).
En doet het er ook niet toe wat ik geloof met betrekking tot de vraag of het er toe doet wat ik geloof? Dan mag ik dus ook geloven dat het er wel toe doet. Het juiste antwoord op al dergelijke beweringen is dan ook: „Dat lieg je!”.