Absolute betekenis

((Te doen. See „reference”.))

Betekenis als „Bedeutung” legt de verbinding tussen weten en kennen: De naam „Jan” in een bewering verwijst naar de persoon Jan die ik ken. De aard van die verwijzing is de intentie van de spreker. Nu ligt kennis altijd een transcendentieniveau lager dan mijn bestaan, dus in mijn opinie kan Jan een ander zijn dan Piet, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. In een denkwereld waarin Sinterklaas bestaat woont hij in Spanje. De theorie van John Stuart Mill (de betekenis is de zaak waarnaar verwezen wordt) kan dergelijke zaken niet aan; het descriptivisme kan de stap van tekst naar werkelijkheid niet maken.

Erkenning van identiteit is mogelijk voordat een naam gegeven wordt — dat hondje dat steeds maar terugkomt noemen we uiteindelijk Fikkie. Er is dus geen predikaat nodig voordat ik de naam kan toekennen, want identiteit bestaat in mijn denkwereld.

Externe identificatie.
Als er buiten het phaneron een noumenon bestaat is er een relatie tussen beide. Ik ben feilbaar, en mijn phaneron komt ongetwijfeld niet geheel overeen met het noumenon, dus één object in het noumenon kan verschillende representaties in mijn phaneron hebben of omgekeerd. Ik kan twijfelen, en twee uitbreidingen van mijn phaneron hebben waartussen ik niet kiezen kan (in de ene is de vrouw die ik gisteren zag dezelfde als die van vorige week, in de andere zijn er twee vrouwen). Naast denkwerelden gebaseerd op mijn phaneron kan ik andere hebben, zoals die waarin Sinterklaas bestaat, of een wereld die werd opgebouwd door het lezen van de Narnia-cyclus. Elementen uit al die werelden kunnen Bedeutung zijn.
Externe Bedeutung volgt de relatie tussen noumenon en phaneron. Als alle water vervangen zou worden door een andere vloeistof met dezelfde eigenschappen zou „water” voor mij hetzelfde betekenen, maar verwijzen naar een andere noumenale substantie. (Het tweeling-aarde gedachtenexperiment.) Als wat ik altijd madeliefje heb genoemd in werkelijkheid twee verschillende soorten blijkt te zijn is de betekenis van het woord „madeliefje” in mijn eerdere uitspraken niet onduidelijk, maar de externe Bedeutung wel gecompliceerd. Ik bedoelde niet één van de twee soorten, ik bedoelde de ene soort uit de uitbreiding van mijn phaneron.
Communicatie.
Doordat kennis door resonantie kan worden overgebracht is communicatie mogelijk, maar er zal altijd verschil bestaan tussen de Bedeutungen, omdat mijn idee van Jan niet gelijk is aan eens anders idee van Jan. Betekenisveranderingen zijn zo ook mogelijk: ik weet wat ik met het Nabije Oosten, het Midden-Oosten en het Verre Oosten bedoel, maar een ander kan uit misverstand de term „Midden-Oosten” gebruiken om mee aan te duiden wat ik met „Nabije Oosten” bedoel. Uiteindelijk kan ik dit via een terugresonantie ontdekken, en de term „Midden-Oosten” interpreteren afhankelijk van de spreker. Dit is een verschil in intenties.

Ook verschil in denkwerelden is mogelijk. Ik kan de Socrates van Plato vergelijken met die van Aristophanes.