Onze zonde leidt, op Jezus na onherroepelijk, tot straf

Jesaja 3:11
Wee de goddeloze, het zal hem slecht gaan, want het werk zijner handen zal hem worden vergolden.
Ezechiël 18:4z
de ziel die zondigt, die zal sterven.
Ezechiël 18:20a
De ziel die zondigt, die zal sterven.
Romeinen 5:12
Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben;
Romeinen 6:21
Wat voor vrucht hadt gij toen? Dingen, waarover gij u nu schaamt; immers, het einde daarvan is de dood.
Romeinen 6:23
Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.
1 Korinthiërs 15:56a
De prikkel des doods is de zonde
Galaten 6:7-8a
Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten,
Hebreeën 9:27
En zoals het de mensen beschikt is, eenmaal te sterven en daarna het oordeel,
Jakobus 1:15z
als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.
Openbaring 21:8
Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars; hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.

Deze straf houdt uitsluiting uit Gods Koninkrijk in.

1 Korinthiërs 6:9-10
Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.