Is plaatsvervanging mogelijk

Tegenwerping (Schuldenaar moet zelf betalen):
Wie schuld heeft moet betalen, niet een ander. In onze onvolmaakte maatschappij accepteren we soms dat een ander betaalt, maar in een volmaakt rechtsstelsel is plaatsvervanging onaanvaardbaar. Een kampbeul die zich op zijn sterfbed bekeert en zijn straf ontloopt is een paradigma van onrechtvaardigheid.
Antwoord:
Daarop zijn verschillende antwoorden mogelijk.
Schuld
Wie schuld heeft moet betalen — laat dat waar zijn. Maar God kan in zijn almacht die schuld overdragen op een ander (Hebreeën 9:28). Dan is die ander schuldig, en ik niet meer, en moet die ander derhalve betalen.
Schenking
Een wet die liefde toestaat staat ook schenking toe, want schenking is de primaire uitingsvorm van liefde. Wie liefheeft geeft, doet iets voor de ander. Maar schenking betekent overdracht. Als ik iemand een ijsje kan schenken, kan ik ook die persoon een ijsje laten kopen en vervolgens zijn zo ontstane schuld voldoen door in zijn plaats te betalen.
Tegenwerping (Begripsverwarring):
Dit verwart twee begrippen van het woord „schuld”: strafwaardigheid en betaalplicht.
Antwoord:
Neen, want die strafwaardigheid leidt bij veroordeling tot een betaalplicht, namelijk van de opgelegde straf, en die kan worden overgedragen. Door die straf te schenken verdwijnt de schuld bij de ontvanger en ontstaat bij de schenker een even grote schuld.
Solidariteit
Een kind slaat zijn zusje, en krijgt een draai om de oren. Later kust hij zijn zusje, en wordt beloond met een snoepje. Als we even aannemen dat de mate van straf en beloning toepasselijk zijn, is dit dan eerlijk gedrag van de ouder? Het kind heeft een toepasselijke straf en beloning ontvangen, dus dat lijkt eerlijk. Maar de hand heeft geslagen en een beloning ontvangen, terwijl het hoofd heeft gekust en straf heeft ontvangen — heel oneerlijk.
Wie schuld heeft moet betalen — maar wat betekent dat „wie”? De cellen van ons lichaam zijn solidair, en kunnen daarom plaatsvervangend optreden — dat maakt het straf- en beloningsbeleid uit het voorbeeld eerlijk. Cellen die die solidariteit verbreken, zoals kankercellen, zijn geen deel meer van mijn „ik”, en kunnen als vijand bestreden worden.
In een solidaire natie kunnen de inwoners terecht „Wij hebben de cup gewonnen!” juichen als hun sportteam dat heeft gedaan. Dat legt natuurlijk wel de plicht op bij verlies ook „Wij hebben verloren” te zeggen, en niet „Zij hebben verloren!”. Firmanten zijn solidair: ieder van hen is hoofdelijk aansprakelijk voor alles wat één van hen in naam van de firma doet. Nederland heeft een ereschuld jegens de nakomelingen van de slaven die onze voorouders in bezit gehad hebben — hoewel noch wij, noch zij persoonlijk bij die slavernij betrokken zijn geweest.
Welnu, Christenen vormen één lichaam, met Jezus als het Hoofd. Alle schuld die op dat lichaam rust dient door dat lichaam te worden voldaan, maar niet noodzakelijk door hetzelfde lid dat die schuld aanbracht. Daarom erkennen huidige Christenen ook de „schuld der kerk” uit het verleden — dat is niet onze schuld als persoon, maar wel onze schuld als kerk.
In zoverre het nu gaat om de schuld aan God, is er maar één lid dat die schuld kan betalen, en dat is het Hoofd, Jezus.
Tegenwerping (Verantwoordelijkheid onoverdraagbaar):
Straf kan misschien door een ander gedragen worden, maar verantwoordelijkheid op een ander afschuiven in laakbaar. Uiteindelijk is ieder zelf verantwoordelijk voor zijn daden. Als ik zondig is die zonde onoverdraagbaar; niemand kan die wegnemen.
Antwoord:
Uiteindelijk is verantwoordelijkheid gebaseerd op degene aan wie verantwoord moet worden. Wie „het recht” als een soort abstract absolutum ziet — wat onder de zon een heel redelijke positie is — vergeet dat God de bron van dat recht is. Als mijn vader mij vraagt goed op de grasmaaier te passen, maar ik laat die in de regen staan roesten om bij mijn kleine zusje te blijven die bang is in het onweer, is de enige „rechtsvraag” of mijn vader dat een juiste beslissing van mij vond: hij is uiteindelijk de bron van die rechtsregel en degene tegenover wie ik mij moet verantwoorden.
De eigenaar van het beschadigde kan het beschadigen voor eigen rekening nemen; anderen kunnen hooguit aanbieden het beschadigde te vergoeden, maar zijn daarbij afhankelijk van de bereidheid van de eigenaar. Slechts God Zelf kan onze zonden op Zich nemen; anderen hooguit de vergoeding.