De toppers

De heer Solipse is een topper, die ons met plezier zijn standpunt uitlegt.

„Ik hoorde je antwoord aan kapitein Diallel, en ik was het helemaal met je eens: ik kan weten dat ik pijn heb, ook al kan ik niet bewijzen dat ik pijn heb. Ik kan alles weten over mezelf, en over mijn gedachten, en dus ook over de wereld die ik droom. Ik ben het ook eens met de bootsman, dat ik niets kan weten van andere zaken — en dan volgt vanzelf dat alles wat ik weet uit mezelf voortkomt. Als ik de wereld ken komt dat doordat ik de wereld zelf droom. Ik ben de wortel van de boom: ik denk mij een wereld, in die wereld komen andere geesten voor, zoals jij, en jij kunt je dan weer eigen droomwerelden denken, met daarin weer andere geesten, en zo voort — maar helemaal bovenaan sta ik.”

Die laatste zin maakt wel duidelijk waarom deze groep zich „de toppers” noemt. Ook is duidelijk dat ze het onderling hevig oneens moeten zijn, want ieder van hen claimt de top van de geestenhiërarchie te zijn. Wel hebben ze een degelijk antwoord op de moeilijkheden die zowel de kapitein als de bootsman opwierpen: wie de bron van alles is kan overal kennis van hebben, en is zijn eigen kenbron.