De landingꜛ
Het schipꜛ stopt vier keer om mensen aan land te zetten. Hoewel, aan land? De eerste stop is de vreemdste: midden in de open zee stapt een groepje mensen over boord, onder het zingen van „Ik besta niet, jij bestaat niet, land bestaat niet, zee bestaat niet; lachen en verdriet bestaan niet, ook dit vreemde lied bestaat niet.”. Een paar anderen, die hier al rondzwommen, klimmen aan boord.
„Dat zijn de nihilisten”, mompelt de stuurman. „Die geloven dat er niets, maar dan ook niets, bestaat, zelfs zijzelf niet. De schat, of het eiland waar die zou moeten liggen, bestaan dan natuurlijk ook niet. Omdat ze niet bestaan, menen ze, kunnen ze ook niet verdrinkenꜛ — sterker nog, het hele begrip ‚verdrinken’ bestaat niet. En hup, daar gaan ze! Sommigen verdrinken, en anderen komen tot inzicht en klimmen weer aan boord als we een volgende keer langskomen”.
De tweede stop is bij een minuscuul eilandje, waar ter nauwer nood één persoon op kan zitten. Rond dit rotspuntjeꜛ zwemmen verscheidene personen, die elkaar van het eiland pogen te trekken om er zelf plaats te kunnen nemen. Enkele van die zwemmers klimmen aan boord, maar de toppers stappen hier juist uit, en dra doet de heer Solipseꜛ hevig mee met de slag om de rotspunt. Weer levert de stuurman commentaar.
„Tja, ze menen allemaal de enige te zijn, met de anderen slechts droomfiguren. Ieder van hen gelooft dat hijzelf die anderen bestuurt, zoals je mensen in een dagdroom laat doen wat jij wilt. Ook van hen komen de meesten tot inzicht, en laten zich door ons oppikken.
De derde stop is bij een uitgestrekt eiland, waar talloze kaartverkopers zich verdringen. Velen stappen hier uit, waaronder ook Imma Nent. Vele anderen komen weer aan boord.
De laatste stop is ook bij een groot eiland, en ook hier gaan velen van en komen velen aan boord. In de menigte uitstappers ontwaar je Mevrouw Transcend.