Commentaar op het boek Jesaja

Jesaja was getrouwd met een profetes, en vader van twee zonen (Jesaja 7:3, Jesaja 8:3). Hij had intieme toegang tot de vorstelijke kringen (Jesaja 7:4, Jesaja 37:21, Jesaja 38:1, Jesaja 39:3-8), en kon dan ook kronieken schrijven (2 Kronieken 26:21-22, 2 Kronieken 32:32).

Jesaja 7:15
Voordat Immanuël met zijn twaalfde een bar Mitzwa, een zoon der Wet wordt, zal het gehele land weer voor hem openliggen: het vochtige laag-„land van melk” even zeer als het droge berg-„land van honing”.
Goed en kwaad: vergelijk Deuteronomium 1:39, Jona 4:11.
Vergelijk „melk en honing”: zie Exodus 3:8, Exodus 3:17, Exodus 13:5, Exodus 33:3, Leviticus 20:24, Numeri 13:27, Numeri 14:8, Numeri 16:14, Deuteronomium 6:3, Deuteronomium 11:9, Deuteronomium 26:9, Deuteronomium 26:15, Deuteronomium 27:3, Deuteronomium 31:20, Jozua 5:6, Jeremia 11:5, Jeremia 32:22, Ezechiël 20:6, Ezechiël 20:15, — en ironisch in Numeri 16:13.
Boter in plaats van melk als symbool van de overvloed: Jesaja 7:21-22.
((Narekenen: Jehizkia (Hizkia) moet een jaar of 10 geweest zijn toen het noorderrijk ontvolkt werd. Als de koning van Assur binnnenvalt is Juda zijn land: Jesaja 8:8.))
Jesaja 19:15
Kop, staart, palmtak, riet: zie Jesaja 9:14. Het woord kippah (palmtak, palmblad) komt verder enkel in Job 15:32 voor.
Jesaja 45:7
Kwaad en duisternis zijn geschapen, niet gemaakt. Dit zien we ook in Genesis 1:1a. Gods handelen verwijdert het kwaad. (Zie het onderscheid in Jesaja 45:18.)
Jesaja 51:15
De Hebreeuwse tekst zegt juist dat God de zee stilt, tot rust brengt. De traditionele vertalingen volgen hier de Septuaginta.
Jesaja 51:17-18
Uit Oegaritische teksten weten we dat het de plicht van een kind was zijn ouders te ondersteunen en naar huis te leiden als die dronken waren.