Hoseaꜛ („De Heer redt”) was actief in ruwweg de periode 750-725 vóór Christus, onder koning Jerobeamꜛ (die regeerde van 785 tot 745) en diens opvolgers. Het boek is geschreven in zeer moeilijk Hebreeuws.
Men neemt aan dat Joëlꜛ actief was in Juda, en in het bijzonder in Jeruzalem, enige tientallen jaren vóór de verovering van deze stad in 586 vóór Christus.
De Morastiet Micha was als profeet werkzaam in de dagen van Hizkia, de koning van Juda, en hij zeide tot het ganse volk van Juda: Zo zegt de Here der heerscharen: Sion zal als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal worden tot steenhopen, ja, de tempelberg tot woudhoogten.
Nahumꜛ („Vertrooster”) is een profeet uit de zevende eeuw voor Christus. De door hem voorspelde ondergang van Ninevéꜛ vond plaats in 612, nadat de stad sinds 616 leed onder aanvallen van de Mediërsꜛ en Babyloniërsꜛ. Hij schreef zijn profetie vóór de val van Ninevé, maar ná die van No-Amon in 663. Een argumentum ex silentio pleit voor een vroege datering: het is begrijpelijk dat in de aanhef de slechte koning Manasse niet werd genoemd; voor Josia zou dat veel minder begrijpelijk zijn.
De profetie van Nahum is het vervolg op en de tegenhanger van het boek Jona: toen bekeerde Ninevé zich en bleef gespaard; nu gaat het teniet. In de Septuagint staat het dan ook meteen achter dit boek.
Het boek is „omgekeerd” geschreven: Nahum 3 beschrijft de situatie vóór (en de reden tot) de val; Nahum 2 de verovering zelf, en Nahum 1 het danklied ná de verwoesting. Daarmee eindigt ook deze profeet op een positieve noot: „Vier uw feesten!”
Elkosietꜛ: deze aanduiding, of de naam Elkosꜛ, komt verder niet voor in de Bijbel, en we weten niet waar Nahum vandaan komt. Een interessante hypothese verklaart de naam van het dorpje Kapernaümꜛ als „dorp van Nahum”; dit zou dan het oude Elkos zijn.