De besnijdenis­twist

De besnijdenistwist.

Handelingen 15:1
En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden.
Handelingen 15:5
Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden.
Handelingen 21:21
nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven.
Romeinen 2:25-27
Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden? Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.
Galaten 5:2-3
Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen. Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen.
Galaten 5:6
Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende.
Galaten 5:11
Wat mij echter betreft, broeders, indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het aanstotelijke van het kruis van kracht beroofd.
Galaten 6:12-13
Allen, die zich uiterlijk goed willen voordoen, trachten u te dwingen tot de besnijdenis, alleen om niet vervolgd te worden ter wille van het kruis van Christus Jezus. Want zij, die zich laten besnijden, houden zelf niet eens de wet, doch zij willen, dat gij u laat besnijden, opdat zij op uw vlees roem kunnen dragen.
Efeziërs 2:11
Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is,

Besnijdenis is dus niet meer nodig, maar evenals spijswetten kan het niet houden ervan een hindernis voor het evangelie zijn. Vandaar dat Paulus handelt naar de omstandigheden.

Handelingen 16:3
Paulus wilde, dat deze met hem zou gaan en hij nam hem tot zich en besneed hem ter wille van de Joden in die plaatsen, want iedereen wist, dat zijn vader een Griek was.
(Dit is als voorbereiding op een reis om de mensen te vertellen dat God geen besnijdenis van hen eist! Misschien om het verwijt te voorkomen dat ze hun eigen toestand goed willen praten? Of om te voorkomen dat de Joden al op voorhand niet naar hen willen luisteren?)
Galaten 2:3
Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd, ofschoon hij een Griek was, toch niet gedwongen zich te laten besnijden;