De onvolmaakte wereld

Als deze wereld geschapen is door een perfecte God — en dat betekent onder meer alwetend, almachtig, rechtvaardig en liefdevol —, hoe kan er dan zoveel kwaad in de wereld zijn? Er is ontstellend veel kwaad, in minstens drie vormen.

Naar de aard
Wij zijn eindig, beperkt, schieten tekort. Wellicht willen wij iemand helpen, maar wij missen de kracht of de kennis. Een almachtig God had ons onbeperkt kunnen maken: met een „Er zij volkomen kennis” bijvoorbeeld hadden wij Hem kunnen begrijpen.
Naar de zede
Mensen doen dingen die moreel slecht zijn; er gebeuren zaken die zonder meer verkeerd, onjuist zijn. Dit lijkt inherent aan het mens-zijn: er is geen mens of hij heeft wel verwerpelijke beslissingen genomen.
Naar het bestaan
Mensen en dieren lijden, soms door eigen schuld, soms door de schuld van anderen, soms zonder dat er sprake lijkt te zijn van schuld. Het lijden lijkt deel uit te maken van de orde der natuur: vleeseters leven bij de gratie van het lijden van hun prooi.

Dit bestaan van het kwaad leidt tot twee problemen. Ten eerste stelt het de vraag hoe dit te rijmen valt, en ten tweede wat dit zegt over wie en hoe God is.

Het dilemma van de onvolmaakte wereld bestaat hierin, dat we van een algoede, almachtige God een volmaakte schepping verwachten. Daarom is het nodig de notie van volmaaktheid op verschillende punten te onderzoeken.