dwaal­geesten en leugen­geesten

De eindtijd wordt onder meer gekenmerkt door het optreden van dwaalgeesten.

1 Timotheüs 4:1-3
Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn, het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn.
Openbaring 12:9
En de grote draak werd [op de aarde] geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem.
Openbaring 17:17
Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn.

Verleidende en leugengeesten kunnen door God toegelaten zijn. (Hierin is God niet onrechtvaardig).

Job 12:16
Bij Hem is kracht en beleid, Zijns is de misleide en de misleider.
Openbaring 20:7-8
En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee.
Richteren 9:22-24
Toen Abimelek drie jaar over Israël had geheerst, zond God een boze geest tussen Abimelek en de burgers van Sichem, zodat de burgers van Sichem ontrouw werden aan Abimelek, opdat de misdaad, begaan aan de zeventig zonen van Jerubbaäl, het vergieten van hun bloed, vergelding zou vinden, doordat Hij dit deed neerkomen op hun broeder Abimelek, die hen had gedood, en op de burgers van Sichem, die hem gesteund hadden bij het doden van zijn broeders.
1 Samuël 16:14z-15
en een boze geest, die van de Here kwam, joeg hem angst aan. Toen zeiden de dienaren van Saul tot hem: Zie toch, een boze geest Gods jaagt u angst aan;
1 Samuël 16:16z
Als dan de boze geest Gods over u komt, moet hij die bespelen, en gij zult u beter voelen.
1 Samuël 18:10a
De volgende morgen greep de boze geest Gods Saul aan, en hij gedroeg zich in het huis als een razende,
1 Samuël 19:9a
Maar de boze geest des Heren kwam over Saul, toen hij in zijn huis zat, met zijn speer in de hand;
2 Koningen 19:17, Jesaja 37:7
Zie, Ik zend een geest in hem, en hij zal een gerucht vernemen, zodat hij naar zijn land zal terugkeren, en Ik zal hem door het zwaard vellen in zijn eigen land.
Jesaja 19:14
De Here heeft hun een geest van bedwelming ingegoten, zodat zij Egypte op een doolweg leiden bij al wat het doet, zoals een beschonkene in zijn uitbraaksel tuimelt.
Jesaja 29:10
Want de Here heeft een geest van diepe slaap over u uitgestort en Hij heeft uw ogen, de profeten, toegesloten en uw hoofden, de zieners, omhuld.
Romeinen 11:8
gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden.
Zie ook
Zedekia

Algemener kan God mensen — als deel van hun oordeel — verkeerde dingen in hun hart geven.

1 Koningen 12:15
Dus luisterde de koning niet naar het volk, want het was een beschikking van ʼs Heren wege, om het woord waar te maken, dat de Here door de dienst van de Siloniet Achia, tot Jerobeam, de zoon van Nebat, gesproken had.
2 Kronieken 10:15
Dus luisterde de koning niet naar het volk, want zo was het door God beschikt, opdat de Here zijn woord waar zou maken, dat Hij door de dienst van de Siloniet Achia tot Jerobeam, de zoon van Nebat, gesproken had.
Jesaja 19:2-3a
Dan zal Ik Egyptenaren tegen Egyptenaren ophitsen, zodat ieder van hen strijdt tegen zijn broeder en ieder tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk; en Egypte zal zijn bezinning verliezen en Ik zal zijn voornemen verijdelen.
2 Thessalonicenzen 2:11-12
En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.
Romeinen 1:24