Gods zorgbestuur

God zorgt voor de Zijnen.

Psalmen 147:12-14
Jeruzalem, roem de Here, Sion, loof uw God. Want Hij maakt de grendels van uw poorten sterk, Hij zegent uw kinderen in uw midden; Hij geeft uw gebied vrede, Hij verzadigt u met het vette der tarwe.

Hij zorgt echter ook voor zijn vijanden.

Mattheüs 5:44-45
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Handelingen 14:16-17
Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan, en toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken.

Hij zorgt zelfs voor plant en dier.

Psalmen 104:14-18
Hij doet het gras ontspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking door de mens, brood uit de aarde voortbrengende en wijn, die het hart des mensen verheugt, het aangezicht doende glanzen van olie; ja, brood, dat het hart des mensen versterkt. De bomen des Heren worden verzadigd, de ceders van de Libanon, die Hij heeft geplant, waar de vogels nestelen. Des ooievaars huis zijn de cypressen, de hoge bergen zijn voor de steenbokken, de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen.
Psalmen 147:8-9
Hem, die de hemel met wolken bedekt, die voor de aarde regen bereidt, die op de bergen gras doet uitspruiten, die het vee zijn voeder geeft, de jonge raven, als zij roepen.

Hij bestuurt namelijk de natuur. (Toevoegen: leliën des velds, Mattheüs 5:45, etc. Ook meer uit Psalmen 104.)

Psalmen 147:16-18
Hij geeft sneeuw als wol, Hij strooit de rijp als as, Hij werpt zijn ijs als stukken; wie kan bestaan voor zijn koude? Hij zendt zijn woord en doet ze smelten, Hij doet zijn wind waaien; daar vloeien de wateren.
Zie ook
Job 38-39, Psalmen 148:7, Jeremia 5:24.

En de tijd.

Psalmen 104:19-23
Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden, de zon kent de tijd van haar ondergang. Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht, dan roert zich al het gedierte van het woud; de jonge leeuwen brullen om roof en begeren hun spijze van God. Gaat de zon op, dan trekken zij zich terug en leggen zich neer in hun holen. De mens gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot de avond toe.

Elihu en Jeremia erkennen dit.

Job 37:2-6
Hoort, hoort het daveren van zijn stem, de donder, die uit zijn mond komt. Hij laat die los onder de ganse hemelen zijn bliksemlicht tot de einden der aarde. Zijn stem brult achter Hem aan, Hij dondert met de stem zijner majesteit en houdt ze niet terug, wanneer zijn stem zich laat horen. Wonderbaar dondert God met zijn stem; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet;
want tot de sneeuw zegt Hij: Val op aarde! en tot de stortregen en de regenstromen: Wordt machtig!
Jeremia 14:22
Zijn er onder de nietigheden der volken, die het laten regenen? Of kan de hemel regenstromen geven? Zijt Gij dat niet, Here, onze God? Zo zullen wij op U hopen, want Gij doet dit alles.