Commentaar op het eerste boek Samuël

1 Samuël 1:2
Aanbidden: een blik op dit jaarlijkse aanbiddingsfeest krijgen we in Richteren 21:19-21. Wellicht is dit het Loofhutten­feest.
(Aantekeningen ter uitwerking: de band met de tempelwijding met water: Zacharia 14:8, Zacharia 14:16-17, Johannes 7:37-39. De Misjna (tractaat Soekkah) beschrijft dat op het Loofhuttenfeest water werd uitgegoten.)
1 Samuël 4
Silo: archeologische opgravingen tonen dat deze stad vernietigd is in het midden van de 11e eeuw voor Christus. Dat zou deze nederlaag kunnen zijn. Dat zou dan ook verklaren waarom de ark hier naderhand niet terugkeert (1 Samuël 7:1).
1 Samuël 8:11-18
De koninklijke correspondentie gevonden te Ras Esj-­Sjamra (het oude Oegarit) wijzen uit dat de hier beschreven zaken deel uitmaakten van het „koningsrecht”. De Israëlieten konden dus om zich heen zien dat Samuël gelijk had. Samuël zet dit koningsrecht op schrift (1 Samuël 10:25); later zal Salomo het uitoefenen (1 Koningen 9:22), en uiteindelijk zal dit de reden zijn voor de scheuring van het rijk (1 Koningen 12:1-19).
1 Samuël 16:10
Zeven zonen: in deze gehele passage is David de achtste (en jongste) zoon van Isaï. Volgens 1 Kronieken 2:15 is David echter de jongste van zeven. Is één van de oudere zoons ongetrouwd gestorven?
1 Samuël 17:12z, 1 Samuël 17:14-15
Nu de oude vader zijn drie oudste zoons moet missen krijgt David blijkbaar permissie regelmatig naar huis terug te keren om bij te springen in het boerenbedrijf. Die regelmatige afwezigheid verklaart ook waarom hij het aanbod van Saul gemist heeft, en dat dus moet navragen (1 Samuël 17:25-27, 1 Samuël 17:30). Zodra de strijd afgelopen is trekt Saul die permissie weer in (1 Samuël 18:2).
1 Samuël 17:13, 1 Samuël 31:2, 1 Samuël 31:6
Wellicht had Saul een broederdienstregel dat uit ieder gezin de drie oudste zonen opgeroepen konden worden.
1 Samuël 17:25
Dochter: deze belofte word, na een valse start, vervuld in 1 Samuël 18:17-27.
1 Samuël 17:55
Als Saul meer dan een handvol wapendragers en andere pages had is deze vraag heel begrijpelijk: Saul zal niet van al zijn ondergeschikten uit zijn hoofd geweten hebben wie de vader was. De vraag kan echter ook betekenen: „Wie is hij nu helemaal?” — vergelijk 1 Samuël 10:12a.
((Verder is dit het tweede lid van een paarvers.))