Commentaar op het tweede boek Samuël

Er bestaat een schijnbare tegenspraak tussen de twee beschrijvingen van Joabs bericht aan David betreffende de volkstelling.

2 Samuël 24:9
En Joab meldde de koning de uitkomst van de volkstelling: Israël telde achthonderdduizend krijgslieden die het zwaard konden voeren; en de mannen van Juda waren vijfhonderdduizend.
1 Kronieken 21:5-6
Toen meldde Joab aan David de uitkomst van de volkstelling: alle Israëlieten tezamen waren één miljoen honderdduizend man, die het zwaard konden voeren; en Juda telde vierhonderdzeventigduizend man, die het zwaard konden voeren. Levi en Benjamin echter had hij niet meegeteld, want het bevel des konings was Joab een gruwel.

Een mogelijke oplossing is dat in het tweede vers de totalen worden genoemd, en in het eerste de getallen die Joab meldt. De verschillen ontstaan dan doordat de getallen voor Benjamin, en de Levieten in iedere stam, ontbreken in het eerste vers. Het woord „meegeteld” moet dan verstaan worden als „inbegrepen”, „meegerekend”.

Kanttekeningen.

2 Samuël 2:8-4:12
Isboseth: deze naam, ‚man van schande’, is een gekuiste versie van de werkelijke naam, Ish-Ba'al, ‚man van Baäl’ (1 Kronieken 8:33, 1 Kronieken 9:39).
2 Samuël 2:14-16
Deze beschrijving van een kampgevecht (uit ruwweg 1000 vóór Christus) is begrijpelijk gemaakt door de vondst van een reliëf uit Tell Halaf, noord-west Mesopotamië, waarop men twee strijders precies op de hier bescheven wijze te werk ziet gaan: elk grijpt met één hand het hoofd van de ander, en steekt met de andere zijn tegenstander in de zijde.
2 Samuël 21:19
Bethlehemiet: dit is mogelijk een verschrijving van ‚Lachmi, broeder van’, dat gevonden wordt in 1 Kronieken 20:5