Het menselijk genoom bevat nog geen gigabyte aan informatie — heel wat minder dan Microsoft Windows!
Zaden en darmwormen hebben niet incrementeel kunnen leren overleven in het spijsverteringskanaal (kiezen, maagzuur, darmenzymen, geen licht en zuurstof, ‥). Die zaden mochten dan ook nog eens niet ontkiemen, die eieren niet uitkomen, de wormen mochten zich niet laten ontlasten, ‥
Genselectie verklaart het bestaan, niet het ontstaan. Waarom zijn er geen kindereters (duiven/haviken)?
De musculus extensor digitalis brevis manusꜛ, een spiertje in de hand, is algemeen bij Reptielenꜛ, maar komt bij zoogdieren niet voor — met uitzondering van bij de miereneterꜛ, de luiaardꜛ, en de mensꜛ.
De theorie:
Geleidelijkheid → hill-climbing werkt. Problemen: veel complexe structuren niet met hill-climbing te bereiken; macromutaties zijn niet geleidelijk.
Onafhankelijkheid → parallelle optimalisatie mogelijk. Problemen: nut („klein en donker” of „groot en licht”) en effect (genen met meervoudig effect) zijn niet onafhankelijk:
Natuurlijke selectie → efficiënte „generate & test”. Probleem: chaos maakt inzoomen veelal onmogelijk; macromutaties zijn kansloos (tenzij anthropisch).
De opvallend grote mate van genetische variatie tussen mensen is moeilijk te rijmen met de hypothese dat we afstammen van een klein, homogeen groepje apen, of met een duizenden jaren durende zeer kleine wereldbevolking.
Altruïsme volgens William Hamiltonꜛ: altruïsme is nuttig als de baten groter zijn dan de kosten. In formule: k < b×(f − s(1−f)). Hier is k de prijs die de gever betaalt voor zijn actie, b het voordeel dat de ontvanger heeft, f de waarschijnlijkheid dat de ontvanger het altruïstische gen met de gever deelt, en s de mate waarin het gen nadeel heeft van bevoordeling van concurrenten zonder het gen. De factor s is niet eenvoudig te bepalen, behalve in sommige specifieke situaties (zoals wanneer de omgeving een eindig aantal individuen toelaat, zodat het overleven van één individu automatisch het ten onder gaan van een ander betekent).
Prionen zijn eiwitten die op verschillende wijzen gevouwen kunnen worden, en die door kristalvorming andere eiwitten dwingen zich navenant te vouwen. Runderdolheidꜛ — in de mens Creutzfeld-Jacobꜛ geheten — is een prionziekteꜛ: door het eten van verkeerd gevouwen prionen vouwen ook de lichaamseigen prionen verkeerd. Welnu, ook prionen blijken resistent te kunnen worden, hoewel het definiërende DNA niet verandert. Mogelijk vouwen mutanten zich op een nieuwe manier, of binden ze zich aan zich in de gastheercel bevindende suikers of RNA, waarna ze andere prionen dwingen hetzelfde te doen.
MRSAꜛ heeft resistentieꜛ tegen methicillineꜛ (en veel andere antibiotica) door bepaalde stevige overbruggingen in de celwand. Die overbruggingen zijn gevoelig voor lysostaphineꜛ. Symbiotische staphilococcenꜛ maken lysostaphine aan om Staphilococcus aureusꜛ te vernietigen die hun gastheer bedreigt. SA kan minder overbruggingen maken, maar wordt dan gevoeliger voor antibiotica.
Voorbeelden van parasitaire beïnvloeding.
Toxoplasmaꜛ leeft in de kattendarmꜛ, maar ook in rattenꜛ. In deze laatste zoekt het de amygdalaꜛ op, en maakt dat de ratten seksueel opgewonden raken van kattenurine. Zo maakt het dat de ratten katten opzoeken, en een verhoogde kans hebben door deze opgegeten te worden.
Mierenꜛ als Camponatus leonardiꜛ leven in boomkruinen in het regenwoud. Als ze geïnfecteerd raken door een bepaalde schimmel groeit er uiteindelijk een paddestoel uit hun kop, en verandert hun gedrag volkomen: in de late ochtend dalen ze af naar de vochtige ondergroei en lopen ze rond, telkens bladen opzoekend. Tegen de middag bijten zich daar vast in een grote nerf aan de onderzijde van een blad, en sterven zo in een voor de schimmel zeer gunstige omgeving. Afdalen, rondlopen en zich vastbijten doen gezonde mieren niet.
Bij de regelmatige vervellingenꜛ krijgt een miljoenpootꜛ er telkens enige potenparen bij. Mannetjes verliezen op een gegeven moment, afhankelijk van de soort, één of twee potenparen aan het zevende borstsegment, waarvoor primordia teruggroeien die zich ontwikkelen tot gonopodenꜛ. Een primordiumꜛ is een klein knopje, en een gonopode een bevruchtingsapparaat. De gonopoden van de miljoenpoten gedragen zich als pincetten, die spermacellen uit de geslachtsopening aan het derde segment halen en bij het vrouwtje inbrengen. De spierbundels boven deze gonopoden zitten in de weg bij de spijsvertering, sommige soorten keren na de bevruchting dan ook terug tot het onrijpe stadium.
Dinosaurussenꜛ zouden niet in staat zijn geweest giftige planten te herkennen. Maar wat was dan het voordeel dat die planten hadden van hun giftigheid? Hoe kon worden geselecteerd op giftigheid? Werkt het gif ook tegen insecten?